Beter kon het niet. Mijn vaderlandse idolen, makers van –ook internationale- hits als How do you do? en Hello-A, zouden, onder de bezielende leiding van producer en songwriter Hans van Hemert, de Nederlandse inzending worden voor het Eurovisie Songfestival. Mouth & MacNeal –wildebras en bevallig zangeresje, immer in olijke samenzang bijeen- mochten, in 1974, tijdens het Nationale Songfestival een aantal nummers zingen, maar van meet af aan was wel duidelijk dat Ik zie een ster de winnaar zou worden. Een lied volgens beproefd Van Hemert-concept: een opzwepende muzikale dialoog, met uitzicht op een climax (dat was dan meteen ook weer heel erg Eurovisie), een ietwat cryptische tekst die een diepere laag doet vermoeden die er uiteindelijk niet blijkt te zijn, en, bovenal: de zorgvuldig gestileerde onbevangen tweespraak tussen Big Willem (Duyn) en Sjoukje (Smit), inclusief broodnodige gimmicks – het met opzet knullig in elkaar geknutselde draaiorgeltje met rondtollende Maggie MacNeal deed de rest.

Wat tenslotte ook vast zou helpen: anders dan in de jaren ervoor, toen Sandra & Andres en Ben Cramer nog manmoedige pogingen hadden gedaan om de teksten van hun liedjes internationaal te laten klinken, hoefde er in 1974 niet langer in de eigen taal te worden gezongen. En dus werd Ik zie een ster op de valreep omgedoopt in I see a star.

De verwachtingen waren hooggespannen. Ik draaide mijn Mouth & MacNeal-albums in de aanloop naar het Songfestival grijs, ik hing het singlehoesje van Ik zie een ster (met Nederlandse driekleur) boven m’n bed, ik wijdde in wekelijkse bulletins die ik op het kantoor van mijn vader typte eindeloze beschouwingen aan het geheim van het succes van het illustere duo, en voorspelde ze vast een zege die ze onmogelijk kon ontgaan. De bookmakers gaven me vooralsnog gelijk.

6 april, de dag dat het Songfestival in het Engelse Brighton plaatsvond, werd sowieso een hoogtijdag: van mijn ouders mocht ik voor het eerst de hele avond opblijven, zodat ik er zeker van was dat ik Mouth & MacNeal als twaalfde zou zien optreden. Mijn rode konen waren op drift, en mijn adem stokte in de keel toen het duo het Eurovisiepodium op kwam wandelen. Maar ook was ik meteen gerustgesteld: Big Mouth was zoals Big Mouth moest zijn, en al voor I see a star begon, wuifde hij doodgemoedereerd naar het publiek, een grijnslach paraat die een opperbeste stemming verried en totale ontspanning suggereerde.

De zenuwslopende puntentelling stelde daarna ietwat teleur. Toegegeven: Mouth & MacNeal werden mooi derde –in de hele Eurovisiegeschiedenis van Nederland op vijf na de beste prestatie- maar ik vond het onbegrijpelijk dat het bevriende Luxemburg en het popminnende Engeland ons geheel passeerden. En dat de Italiaanse Gigliola Cinquetti –eerder winnares in 1964- ons in de rangorde voorbleef. Dat ABBA zou winnen was eigenlijk al wel duidelijk, maar voor het gemak had ik die gedachte naar de achtergrond verdrongen.

Little did I know. Een jaar later zou Teach-In glansrijk voor Nederland winnen. ABBA startte een glorieuze carrière en werd mijn favoriete popgroep. Willem Duyn dumpte Sjoukje Smit en koos, zonder al te veel succes, in een nieuw duo voor Little Eve. En Maggie MacNeal glorieerde later zowaar solo tijdens het Songfestival met haar evergreen Amsterdam. Er zouden voor Nederland, in de jaren negentig en, vooral, de eerste twaalf jaar van dit decennium, nog heel wat deplorabele Songfestivalmomenten volgen. Totdat, in 2013, met dank aan Anouk, het tij keerde. Met gepast enthousiasme en goede hoop wacht ik nu de verrichtingen van Douwe Bob af. En de tweede plek voor The Common Linnets, nu twee jaar geleden, zindert nog altijd na.

Maar geen enkel jaar was zo bijzonder als 1974, het jaar dat de gloedvolle basis is van mijn passie voor het Eurovisie Songfestival, ook in de mindere jaren die er later op volgden. En ik hield er bovendien een zeer kortstondige carrière als zingende performer aan over. Tijdens een van de zaterdagmiddagshows die ik als elfjarige in de garage van het ouderlijk huis organiseerde voor de kinderen uit de buurt kondigde ik, met trots, een playback-act aan van Mouth & MacNeal. Inclusief een door mijzelf in elkaar geknutseld draaiorgeltje, gemaakt van een schoenendoos, een verbogen klerenhangertje en twee afgedankte barbiepoppen. Een vriendje speelde Big Mouth. En ik was –niet gehinderd door enige molligheid, ook toen al- voor één keer Maggie MacNeal.