Harriët Willems heeft tot diep in de nacht in de studio gezeten. Samen met haar zoon Odin speelde ze funky partijen in. Die studio staat in haar eigen achtertuin, en dat rommelen aan nieuwe tracks is volgens Harriët niet meer ‘voor het echt.’ ‘Ik ben klaar,’ zegt ze, ‘mijn tijd is geweest.’ En dan vertelt ze haar verhaal – het verhaal van een jonge moeder van twee kinderen die, na het zingen van haar zoete Eurovisieliedje, behoorlijk door het leven op haar hoofd getimmerd werd.

U speelt weer saxofoon, nadat u dat lange tijd niet meer heeft gedaan. Is dat ook het instrument waarmee alles begon?
Het begon met het cadeau dat ik voor mijn vierde verjaardag kreeg: een banjo-ukelele. Na het avondeten nam mijn vader, die beroepsmuzikant was, zijn trompet, mijn zusje ging achter de piano zitten, ik pakte de ukelele en dan maakten we muziek en we zongen. Op mijn zeventiende was ik saxofoniste in een coverband, maar eigenlijk was ik het manusje van alles, ik deed de backing vocals, een beetje orgel, een beetje mellotron. Het maken van muziek heeft me, als het lukte en als het lekker klonk, altijd heel blij gemaakt. En iedereen wil blij zijn, dus als je iets doet waar je blij van wordt… dan blijf je dat doen.

Hoe werd u ontdekt?
Elke woensdag speelde ik in een café. De ene week met mijn eigen funkband, de andere week met een jazzorkest. Op een avond kwam Cees de Wit kijken, van het duo Cees en Marjan. Hij had iemand nodig om koortjes in te zingen. Hij vroeg: ‘Kun je volgende week?’ ‘Ja,’ zei ik, ‘dat kan wel.’ Hij introduceerde me bij platenmaatschappij Telstar. Daar kwamen verschillende producers, en die vroegen mij dan om naar Hilversum te komen, of naar Brussel, weet ik wat. Ik was twee, drie keer in de week aan het werk. Veel zangeressen konden geen noten lezen, en ik zong de arrangementen van bladmuziek, dat was een voordeel. Ik kon opeens mijn geld verdienen met muziek en ik vond het ook nog leuk. Prachtig! Dat heb ik tot 2005 gedaan. Ik zong op platen van bijvoorbeeld The Deep River Quartet, Helmut Lotti, Demis Roussos. Ik heb André Hazes begeleid, in Ahoy, en tien jaar lang deed ik de concerten van Dana Winner.

Maar in 1980 werd u soliste.
Cees had een eigen studio en na een sessie, ik geloof dat het voor een album van de zangeres Mieke was, zei hij: ‘Jet, ik heb een paar nummers liggen die ingezongen moeten worden. Wil jij dat doen?’ Die liedjes zijn naar een muziekuitgeverij gestuurd en beluisterd door Bart van der Laar, producer, en Piet Roelen, manager. Ze wilden weten wie er bij de stem hoorde, ze kwamen kennismaken en zeiden: ‘Waarom zouden we hier iemand anders voor zoeken, wil jij geen artiest worden?’ Ik twijfelde. Ik zag mezelf eigenlijk meer muziek maken met anderen dan solo zingen, dat leek me zo eenzaam.

Wie heeft u overgehaald om het toch te doen?
Vooral Bart. Die was heel enthousiast. Hij zei: ‘Meiske, je hoeft nergens bang voor te zijn. En je staat nooit alleen, want ik ben er.’

De eerste single was I’ll bide my time.
Ik mocht optreden bij het spelprogramma Telebingo van Mies Bouwman. Daar keken heel veel mensen naar. Ik zong er met een enorm gospelkoor. Ik ben drie keer naar de Bijlmer geweest en dat voelde als thuiskomen, die mensen waren zo gastvrij. Tijdens het optreden genoot ik van de sfeer, ik was totaal niet bezig met hoe ik in beeld zou komen. En het was dus helemaal niet eenzaam.

Het werd een hitje.
Ja, en ik moest het land in, ook al had ik nog bijna geen liedjes. Dat werd zo bepaald. Ik trad met drie, vier groepen op die me begeleidden, en als ik alleen ging had ik een orkestband. Er zat opeens druk achter. Ik had een manager die heel zakelijk was, er moest gewoon geld verdiend worden. Ik had daar soms een beetje moeite mee. Ik deed alles wel, hoor. Maar soms kom je jezelf tegen, je zingt zoveel dat je overbelasting oploopt. Ik was een jaar of drieëntwintig, en Eva, mijn tweede kind, was net geboren. Gelukkig hebben mijn ouders de kinderen altijd opgevangen.

Had u nog tijd voor de saxofoon?
Nee, daar heb ik toen twintig jaar niet meer op gespeeld. Maar weet je, ik dacht altijd: het loopt nu eenmaal zo. Ik concentreer me op zang.

U kreeg ook een andere naam.
Ja… Linda Williams… Ze hebben een artiestennaam voor me verzonnen, want ja, Harriët, dat is de naam van een oude vrijster. Hun plan was om internationaal met mij te gaan werken. Ik zei dat ik het toch wel erg vond om mijn naam te verliezen, dus van de achternaam maakten ze Williams, dat leek nog een beetje op Willems.

Dat was niet helemaal uw keuze?
Nee… Ik denk dat ik in die tijd weinig te vertellen had. Maar ik was toen ook nog niet zo slim haha.

Vlak erna kwam het Nationaal Songfestival.
Bart was directeur van TTR Records, een nieuwe platenmaatschappij. Hij hoorde dat Oscar Harris afgehaakt had en dat er een invaller gezocht werd. Hij zei: ‘Hé, wij hebben hier een kant-en-klaar product, Linda Williams, ze kan meteen invallen.’

Wat voor bijklank had dat voor u, het songfestival?
Ik vond het altijd wel leuk, zeker toen er nog met orkest werd gezongen. En spannend om te kijken hoe Nederland het ervan afbracht. Maar de twee nummers die ingezonden werden waren de liedjes van Cees de Wit, die ik als demo ingezongen had. En die waren heel anders als de muziek waar ik toen mee bezig was. Ik vond ze niet slecht of zo, maar het was niet echt mijn genre.

Er moest een Nederlandse tekst komen.
Oorspronkelijk waren de liedjes in het Engels. Het is een wonder heette eigenlijk I am the lady, en Zo is het leven heette Don’t bring me flowers. Cees de Wit had al aan een Nederlandse tekst gewerkt, en naderhand heeft Bart daar nog wat aan gesleuteld.

U won. Hoe was die avond?
Maribelle was de favoriet, en ik had helemaal niet verwacht dat ik zou winnen. Maar de sfeer was niet verkeerd. Een paar bands waar ik mee werkte zaten in het publiek en achteraf hebben we nog flink gefeest.

U moet toch ook gedacht hebben: wat gebeurt er?
Ja, ik heb een week niet geslapen. Ik ga voor Nederland naar het songfestival, die gedachte spookte door mijn hoofd. En: Kan ik dat wel aan? Ik was in die tijd altijd zenuwachtig. Dat is naderhand wel beter geworden, maar ik zat altijd veilig in een bandje of in een koor, en dan moest ik mezelf ineens presenteren. Ik was bang om fouten te maken, en onzeker over hoe ik overkwam als mens. Zie ik er wel goed uit, vinden ze me wel leuk, dat soort gedachtes. Maar ik had mijn vader. Hij was altijd mijn grootste vriend. Als ik klaar was in de studio, of van een optreden kwam, reed ik langs mijn ouderlijk huis, keek of er nog licht was, en dan ging ik bij hem zitten. We dronken een jonge jenever en ik vertelde hoe mijn dag was geweest. Of ik vroeg om advies.

Wat vond hij van het songfestival?
Hij was keitrots.

Hoe uitte zich dat?
Ik zag het gewoon aan hem. Pap was altijd eerlijk. Ik had een heel goed klankbord aan hem en ik werd ook rustig van wat hij zei. Hij zei bijvoorbeeld: ‘Dit is misschien niet de muziek die je ambieert, maar het is wel goed uitgevoerd.’ En dan kon ik ermee doorgaan. Want hij had gelijk.

Er was wat gedoe om Het is een wonder.
Ja, Bart werd uitgenodigd in de show van Sonja Barend, en toen zat de moeder van Cees de Wit in het publiek. Ze riep dat de tekst van haar zoon was en niet van Bart. Ik vond dat beschamend. En ook heel erg voor Cees, dat zijn moeder zoiets deed. Dat komt gewoon niet goed over. Cees heeft het grootste stuk van de tekst geschreven, maar Bart heeft er ook zijn aandeel in gehad, eerlijk is eerlijk. Het werd een beetje een kermis, terwijl er afspraken waren gemaakt. Dat lag overigens niet aan Cees zelf, hij en Bart hebben nooit ruzie gehad. Ik kon met allebei goed opschieten. Met de manager was het een ander verhaal. Op een bepaald moment wilde hij niet meer met Bart werken. Ik koos voor Bart, want die gaf mij inspiratie, en zelfvertrouwen. Hij was toen een echte hitproducer, hij had de meidengroep Luv’ onder zijn hoede, en Babe, Lenny Kuhr, Benny Neyman, noem maar op. Soms belde hij: ‘Hé Jetje, hoe is het? Ik zit in Japan. Morgen vlieg ik weer naar huis. Kun jij je moeder vragen om boerenkoolstamppot te maken?’ Met die manager heb ik nooit op kunnen schieten. Ik wilde van hem af, maar ik stond onder contract. Na het festival liep dat zelfs uit op een rechtszaak.

Kon u zich vinden in de lieve, onschuldige tekst van uw liedje?
Ik ben altijd meer melodisch ingesteld geweest dan tekstueel. Maar je moet natuurlijk wel weten waar je over zingt. En ook al is het een heel simpel liedje, je moet er wel emotie in leggen. En bij dit liedje was dat: als jij er niet was geweest was het nooit zo goed met mij gegaan. Wat ben ik blij dat je er bent! Dat gevoel.

De tekst van Zo is het leven was eerder bitter.
Ja, eerst ben je blij ‘dat ik jou hebt ontmoet’, maar op een gegeven moment ben je jaren verder en dan krijg je: Waar zijn we mee bezig geweest? Zo werkt het meestal, hè haha.

Is een boze tekst zingen gemakkelijker?
Nou… Ik was in die tijd zelf ook gewoon heel lief. Als je dat meisje uit 1981 ziet, dan staat daar echt niet iemand die zegt: kom maar op, ik ben vandaag jullie ster. Ik had er moeite mee om mijn agressie te uiten, omdat ik die nauwelijks in mezelf terugvond.

Toch had u al het een en ander meegemaakt.
Daar dacht ik toen niet over na. Ik was al wel gescheiden, en weer opnieuw getrouwd. Ik had wat minder leuke dingen meegemaakt en wat verdriet gehad. Maar ‘Linda Williams’ was natuurlijk ook maar een stukje van mij. Toch probeerde ik altijd gevoelens te hebben bij wat ik zong, anders was het liedje leeg voor me. Omdat ik dat probeerde kon ik ook weer geen totáál andere versie van mezelf zijn, en werd ik dus toch écht ‘Linda Williams.’ Je moet het zo zien: als je jezelf als een sieraad ziet, dan wordt die, als je artiest bent, wat opgepoetst. Maar ik vind het goed om gewoon dof te blijven. Ik hou niet zo van blinkende dingen. Ik vind een stukje tin mooier dan een stukje zilver, en dan ben ik dus een stukje tin.

Hoe kijkt u terug op uw optreden in Dublin?
Het was spatzuiver! Daar ben ik wel trots op. Al die zorgen waren eigenlijk voor niets geweest. Bart zei dat ook altijd tegen mij: ‘Meiske, gij kúnt niet vals zingen. Da kénde gij nie.’ Ik probeerde te focussen op hoe ik het zo goed mogelijk kon doen. Dat was het enige waar ik aan dacht. En ook: Ik zal niet nummer één worden, maar als ik maar bij de eerste tien kom. Nou, ik werd negende. Voor mij was dat goed.

Hoe was de songfestivalweek?
Ik had zulke leuke mensen om me heen. De backing vocals, de kapper, die een vriend van me was, en de drumster, Mirjam, ook al een goede vriendin. Met haar sloop ik ’s avonds de brandtrap van het hotel af. Van mijn manager mochten we niet op pad, want er was een druk schema, met repetities en feestjes. Maar we stapten naar een pub en zongen daar het liedje. Dat was echt hilarisch. De volgende dag, bij een doorloop, kreeg ik extra aandacht van de floormanager. Bleek dat hij in die kroeg had gezeten! We zijn ook nog een avond in een onderzeeër geweest. Dat was door Bart georganiseerd. Het werd laat, want we hielden een wedstrijd wie we de leukste matroos vonden. Op zaterdag zaten die mannen trouwens opeens in het publiek, als fans. Na die avond kwamen we rond een uur of vier terug in het hotel, en daar zat Ben Holthuis op het stoepje te wachten, de roddeljournalist van de Story. Wij zijn achterom gegaan, en dat was maar goed ook, want ik was niet meer helemaal nuchter.

Wat gebeurde er na het festival?
Ik heb veel opgetreden, veel getoerd. Ook in België en Duitsland. Ik deed wat er op me af kwam. En als ik thuis was probeerde ik zoveel mogelijk bij de kinderen te zijn.

En toen werd het november.
Ja. Daarna had ik er helemaal geen zin meer in.

Uw producer en vriend, Bart van der Laar, werd vermoord. Ze vonden hem in zijn woning.
Ik was twee dagen eerder nog in Hilversum bij Bart wezen eten en lol maken. We hadden het over nieuwe plannen. De Dolly Dots speelden in een soort soap op televisie en Bart voerde besprekingen om voor mij ook zoiets te laten maken, een serie van een paar afleveringen. Dat acteren had ik wel leuk gevonden, maar Barts dood maakte aan alles een einde.

U hebt weleens verteld dat Bart voorvoelde dat er iets gaande was. Hoeveel wist u daarvan?
Weinig. Ik denk dat Bart veel voor mij verborgen hield. Ik heb in die tijd zijn naam weleens gehoord in verband met drugs, en illegale platenhandel en weet ik allemaal niet, maar dat maakte mij allemaal niks uit. Bart was Bart voor mij. Hij was mijn vriend en hij had mij niks verkeerds gedaan. Hij had een huis in Portugal en hij zei dat hij daar last had van mensen die hem achterna zaten. Later gebeurde dat ook in Nederland. Hij zei een keer: ‘Jet, ik ben gewoon bang.’ Daarna zette hij zijn voet op de salontafel en rolde zijn broekspijp op. Hij had een pistool aan zijn laars gebonden. Dat vond ik heel erg. Ik bedoel: ik weet niet wat hij gedaan heeft of wat hij over zichzelf heeft afgeroepen. Ik kan daar geen oordeel over geven. Dat doe ik ook niet.

Er werd iemand aangehouden en vastgezet, maar nieuw onderzoek wees uit dat hij de dader niet kon zijn.
De man die destijds veroordeeld werd belde mij een jaar of vier geleden op. Waarschijnlijk wist hij dat wij heel close waren. Hij vertelde me dat hij het niet gedaan had en dat hij onterecht had vastgezeten. Ergens was het natuurlijk heel lief dat hij mij belde, maar het ging in die tijd niet zo goed met mij, dus ik dacht: nu krijg ik dit er ook nog bij. We hebben geen contact gehouden. Overigens vermoedde ik al dat hij onschuldig was, want het was een escortjongen die Bart af en toe liet komen, tegen betaling, en wat voor belang had hij om Bart van het leven te beroven?

Bent u bij het onderzoek betrokken geraakt?
Ja, ze hebben me destijds laten komen. En een paar jaar geleden zijn ze opnieuw hier geweest, omdat het onderzoek heropend werd. Toen ben ik opnieuw gehoord.

De zaak is nog niet opgelost, toch?
Ik weet van niks.

De moord benam u het plezier om door te gaan als solo-zangeres.
Muziek was geen innerlijke bevrijding meer voor mij, ik begon het als een last te ervaren. Ik moest dit, ik moest dat. Het was alleen nog buitenkant, de inhoud was weg. Binnen een jaar was het zingen beladen geraakt met negatieve dingen, met ruzies, met dood. Ik heb nog een paar nieuwe singles opgenomen, met een andere producer. Maar het vuur was er niet meer. En die liedjes kregen ook nauwelijks aandacht. Ik kan me voorstellen dat mensen hoorden dat mijn enthousiasme weg was. Van Bart kreeg je zin om dingen te gaan doen en ik miste hem gewoon heel erg.

Hebt u achteraf gedacht: had ik maar iets meer afstand gehouden?
Nee. Dat denk je niet als je van iemand houdt. Ik hield van hem zoals je van je vader of moeder of zus kunt houden, of van een hele goede vriendin. Dat je maar bij elkaar in de buurt hoeft te zijn om verlicht te worden. Dat je voelt: dit wordt een goede dag, want ik zie jou vandaag. Het was puur, en die puurheid voelde vrij.

Wat gebeurde er in de jaren erna?
Toen mijn dochter nog niet geboren was had ik verkering met Nant, de pianist uit mijn band. Dat is uitgegaan door zijn ouders, want ik had Odin al. Zij vonden dat dat niet kon. Maar ik was gewoon toe aan een relatie. Toen ben ik met iemand anders getrouwd: de latere vader van Eva, mijn dochter. Na het songfestival ging dat mis en zijn we gescheiden. Ik ben altijd te vroeg in relaties gestapt, bang om alleen te zijn, weet je wel. Ik ben daar wel van genezen, al heeft dat lang geduurd. Maar goed, op een gegeven moment kreeg ik opnieuw een relatie met Nant. Dat klopte van voor naar achter. Hij was mijn grote liefde. Ik ben bevoorrecht, want ik heb dat meegemaakt. ’s Avonds kwam ik, als ik ergens als backing vocal had gewerkt, om een uur of twaalf thuis, en dan had hij een flesje wijn klaarstaan en hij zei: ‘Nu gaan we nog even lekker muziek maken.’ We hadden een kamer in mijn huis met eierdozen beplakt, zodat hij geluiddicht werd, en er een geïmproviseerd studiootje in gebouwd. We componeerden, we arrangeerden, soms gingen we de volgende ochtend pas slapen. In 1984 begonnen we een bedrijfje. We zeiden: we noemen de studio 84-94, want we geven het tien jaar de tijd. Als het dan niet lukt, houden we ermee op.

En u zong nooit meer solo?
Ik had geen zin meer om de artiest uit te hangen, nee, maar Henk van Montfoort, een bekende presentator en orkestleider, belde op. Hij wist dat ik van papier kon zingen en had een altstem nodig voor Zingezong, een televisieprogramma in Vlaanderen. Ik maakte deel uit van een groepje van vier zangers en zangeressen dat steeds als een rode draad door het programma heen liedjes zong. We deden alles live, op tv en radio, en we gingen ook door het land. Toen werd muziek weer leuk.

Dus de rest van de jaren tachtig was gelukkig?
Ja, heel leuk. Totdat Nant, mijn grote liefde, plotseling stierf, aan een hartstilstand. Dat was in 1990, ik was vierendertig jaar.

U hebt zoveel tegenslag gehad. Denkt u niet af en toe: waarom overkomt mij dit?
Het heeft geen zin om dat te vragen, want je krijgt geen antwoord. Ik ben bijna altijd sterk geweest en heb overal tegen gevochten, ook tegen mijn verdriet. En ik heb alles in de muziek gestopt. In de negentiger jaren ben ik aanvankelijk gewoon doorgegaan met werken. Ik werd gevraagd om filmmuziek te schrijven. Dus daar ben ik voor gaan zitten. Ik wist niet of ik het kon, maar onbewust had ik toch veel van Nant geleerd. Toen ben ik zelf gaan arrangeren en stukken gaan inspelen.

En u zong toch Het is een wonder weer…
Dat kwam door Dana Winner. Zij nam het nummer in 1993 op, en ik was haar vaste achtergrondzangeres. Dit keer zong ik niet de eerste, maar de tweede stem.

In 1999 stond u, opnieuw, op het songfestival.
Via Dana kende ik producer John Terra. In 1999 werd zijn ontdekking Vanessa Chinitor uitgekozen om voor België naar Israël te gaan. Ik had al meegewerkt aan de plaat, en voor het internationale festival mocht ik van John mijn eigen koor kiezen. Inmiddels zong mijn dochter ook, dus ik vroeg haar mee. De songfestivalweek was een vakantieweek, want het was veel minder spannend dan toen ikzelf de soliste was. Het was heerlijk om het samen met Eva te doen. Later heeft ze ook een eigen album opgenomen, als Eva Jane, en een hitje gehad met Spinning around. Nu doet zij al die dingen die ik vroeger deed, ook achtergrondwerk. Ze heeft inmiddels al drie jaar een relatie met Kris Wouters van Clouseau, en daar ben ik heel blij mee. Het is een schat van een jongen. Op zijn nieuwe album heeft ze zes nummers meegeschreven. Ja, ik ben trots op mijn kinderen, en ook op mijn schoonzoon.

Werkt u nog samen met uw dochter?
Nou, sinds het slechter met mij begon te gaan zijn wij geen collega’s meer, maar gewoon moeder en dochter. Door allerlei oorzaken kreeg ik in 2000 een psychose. En daarna ben ik een aantal keren opgenomen geweest. Ik ben uiteindelijk gediagnosticeerd als Borderliner. Vanaf die eerste psychose is het bergafwaarts gegaan. Ik ging veel meer drinken. Alcoholisme. Depressies. Als ik dan uit het dal kwam, was er al snel een jaar overheen gegaan. En ja, op mijn leeftijd kom je dan niet meer aan het werk. Op een gegeven moment kreeg ik een haat-liefde-verhouding met de muziek. En in 2005 ben ik overal mee gestopt. Ik wilde niks meer met mijn werk te maken hebben.

Hoe hebt u die tijd overleefd?
Het waren rampjaren. Ik heb ook wel pogingen gedaan om eruit te stappen, hoor.

Oh!
Ja.

Maar nu bent u blij dat dat toen mislukt is?
Nou ja, ik kende mezelf niet terug, want ondanks alle tegenslag ben ik er altijd tegenaan gegaan. Maar toen was ik keer op keer mijn zelfvertrouwen kwijt, ik durfde niks meer, ik was voor alles bang. Ik voelde me een afgeleefde oude vrouw. Ik lag de hele dag op de bank. Ik was blij dat ik mijn hond had, anders kwam ik nooit meer buiten.

Nam u het uzelf kwalijk?
Nu niet meer, maar ik heb dat natuurlijk wel gedaan. Ik was kwaad. Ik zei tegen mezelf: die muziek, dat zingen, dat vrolijke? Dat is voorbij. Dat meisje dat Het is een wonder stond te zingen ben je niet meer. Opeens kon ik niks alleen, opeens had ik hulp nodig. Uiteindelijk hielp het om dat maar gewoon toe te geven aan mezelf.

Want nu?
Nu heb ik het wel naar mijn zin. Kijk, drank was voor mij een probleem. Er waren stemmingswisselingen en paniekaanvallen, er was angst. Alcohol maakte dat minder erg, maar je draait dan in een kringetje. Op een gegeven moment kwam ik op een punt dat ik moest beslissen: ga ik vechten – of maak ik er een einde aan? Ik ben echt met mezelf in conclaaf geweest. En toen besloot ik om ervoor te gaan zorgen dat ik me prettiger voelde in mijn lijf. Die drank moest weg. In plaats van de drank heb ik medicijnen gekregen, en die medicijnen ben ik daarna, in overleg met mijn arts, ook weer langzaam gaan afbouwen, want dat moest geen nieuwe verslaving worden. Kijk, ik heb vorig jaar de hele zomer op de bank gelegen, maar ik augustus ben ik opnieuw begonnen met vechten. En dat ging goed, dus dit is nu een nieuwe periode.

En in deze goede periode maakt u weer muziek?
Ja, samen met mijn zoon. We verdienen er niks aan, maar dat hoeft ook niet, er zijn geen ambities meer. Mijn professionele muziekleven is voorbij, maar ik vind het heerlijk om lekker te spelen, zoals gisteravond. Toen zaten Odin en ik helemaal in ons element en hebben we een heel aantal saxofoonpartijen over elkaar heen opgenomen. En ik zit weer in een bandje. Ik zeg niet dat we heel goed zijn, maar de andere leden zijn gewoon keilief. Een of twee keer per jaar treden we op, en we repeteren elke vrijdag. Dat is mijn wekelijkse uitstapje. We proberen langzaam de lat wat hoger te leggen en elkaar een beetje uit te dagen.

In die band zingt u niet?
Ik speel saxofoon, en ik doe wat backing vocals, maar geen leadzang.

Zou u dat wel weer willen?
Mijn stem is teveel achteruit gegaan. Iedereen zegt: ‘Dat kun je heus nog wel.’ Maar als ik voor mezelf zing ben ik niet tevreden. En ik wil tevreden zijn, dus dan houd ik mijn mond maar dicht.

U denkt dus niet dat u Het is een wonder ooit nog eens gaat zingen?
Neu.

Stel dat ze het voor een of ander songfestivaljubileum zouden vragen?
O, daar heb ik geen zin in. Ze willen ook weleens dat alle oud-deelnemers samenkomen, maar nee, wat moet ik daarmee.

Misschien is uw stem nu geschikter voor een ander soort repertoire?
Dan zou ik weer zangles moeten nemen. Ik droom er weleens van, hoor, dan denk ik: o, als ik weer kon zingen… Maar het is niet zo. Ik erken dat mijn stem niet goed meer is, en als ik doe alsof dat niet zo is krijg ik niet alleen een hekel aan mijn eigen stem, maar ook aan mezelf. Dan verdwijnt mijn vertrouwen weer, en dan liggen de angstaanvallen weer op de loer.

Die zijn dus nog niet helemaal weg.
Nee, en ik kom er ook niet meer vanaf. Ik gebruik antipsychotica, maar die neem ik alleen voor het slapen gaan, want anders loop je de hele dag suf rond. En ik ben nog steeds onder behandeling. Ik heb het een jaar zonder gedaan, maar dan zak je weer langzaam af, dus ik heb gezegd: luister, ik blijf gewoon onder controle, dan heb ik ook een stok achter de deur. Ja, het is nu eenmaal zo. Iemand die suikerziekte heeft moet ook spuiten.

U hebt ongelooflijk veel meegemaakt, maar het klinkt nu wel alsof u weet hoe u ermee om moet gaan.
Ja. Er is natuurlijk angst dat ik het weer terugkrijg, maar ik heb altijd wel gedacht: kom op. En: hé. En dat doe ik nu ook. En verder wil ik mezelf niet anders voordoen dan ik ben. Het is goed om eerlijk te zijn over je problemen. Ik ben ervaringsdeskundige, en misschien kan ik zo andere mensen ook een beetje stimuleren om te blijven vechten.