December 2014: Udo Jürgens, de bekendste zanger van Oostenrijk, sterft tijdens een wandelingetje aan een hartaanval – plotseling en onverwacht. Hij is tachtig jaar oud, voelt zich goed en heeft een paar dagen vrij van een uitgebreide tournee, die Mitten im Leben heet, naar zijn laatste album, eerder dat jaar uitgebracht. In de weken erna wordt Udo in kranten, op internet en op televisie uitgebreid herdacht. En binnen een paar maanden zijn er twee boeken. De een heet Udo Jürgens Merci en de ander Merci, Udo! Beide titels alluderen op het lied Merci Chérie, waarmee de crooner in 1966 het Eurovisie Songfestival won.

Paul Sahner, een icoon van de Duitse boulevardjournalistiek, schreef Merci, Udo! Sahner kende Udo Jürgens al tientallen jaren, heeft de telefoonnummers van alle grote namen uit de Duitstalige showbizz en ook die van Udo’s kinderen en ex-vrouwen. Het boek is grotendeels samengesteld uit eerdere interviews. Dat lijkt een haastgreep (Sahner schreef het boek in twee weken), maar het pakt tamelijk goed uit.

Een diepgravend gesprek over God en godsdienst opent het boek. Udo gelooft niet. ‘Dat religies zo vijandelijk tegenover de liefde staan, is al het eerste teken dat er iets niet klopt.’ En op de vraag of een atheïst losbandiger kan leven dan een gelovige, antwoordt Jürgens: ‘Helemaal niet! Je bent in veel grotere mate verantwoordelijk voor je eigen ethische ideeën, je kunt, nadat je de grootste smerigheid uitgehaald hebt, niet eventjes, zoals in de katholieke kerk, in een biechtstoel gaan zitten en met drie weesgegroetjes en een kruisje aan je verantwoording ontsnappen. Zodat je opgelucht naar huis gaat en zegt: nu ben ik weer klaar voor nieuwe smerigheid.’
Dat zet de toon. Meteen erna lezen we een onverbloemd, onbeschaamd interview over kwetsbaarheid (Udo: ‘Mein gröβter Fehler ist, das ich sehr dünnhäutig bin.’) en over seks (Udo: ‘Mein kleiner Freund hat ein absolutes Eigenleben.’).

Hoe moet het boek verder, na eerst een duik in het contemplatieve en dan in het profane? Sahner zet er een gesprek met Udo’s eerste vrouw en oudste dochter tegenover. Die vertellen over Udo’s ontrouw, maar ook over zijn Udo’s toewijding aan zijn kinderen. Hij had er vier, twee ‘echte’ en twee ‘onechte.’ De jongste van de vier wordt geboren uit een verhouding die Jürgens aangaat met een meisje dat hij tijdens een boswandeling aanspreekt. Ze is dan pas zestien, hij is zesenvijftig. Vier jaar later wordt Gloria geboren. Ook zij vertelt over de vader die ze al op haar twintigste verliest.
Even later: een gesprek met Jürgens tweede vrouw, met wie hij een nare echtscheiding beleefde.
En dan: een gesprek met Udo’s eerste manager (met rechtszaken geëindigd) en Udo’s tweede – beiden opvallend liefdevol.
Omlijst door: korte reacties van beroemdheden die van hem hielden en in één geval juist helemaal niet.
Pas op het einde van het boek: een biografische schets.

Wat leveren al deze keuzes op? Een intrigerend portret van de kwetsbare, vrouwengekke, openhartige en soms rigoureuze componist en zanger, geschreven door een man die net dicht genoeg bij en tegelijk net ver genoeg van Jürgens af stond om het juiste mozaïek te leggen.

Nee, dan het boek van Lisbeth Bischoff.
In Udo Jürgens Merci, een uitgebreide versie van een eerder uitgebrachte biografie, zwabbert Bischoff door de carrière van Jürgens. Dat doet ze soms aan de hand van haar eigen herinneringen: hoe ze als dertienjarige een handtekening kwam halen en hoe ze, in het jaar van zijn dood, aan een documentaire over hem werkte. Bischoff is vermaard journaliste en bekend TV-presentatrice. Zo deed ze voor de Oostenrijkse televisie verslag van de beëdiging van Willem-Alexander.
Ze begint bij Jürgens geboorte, wandelt langs vrijwel alle tournees en de meeste platen, en eindigt, in het haastig toegevoegde hoofdstuk, bij zijn dood. Dat doet ze best onderhoudend, maar scherp en klaar, zoals bij Sahner, wordt het nergens. Het blijft allemaal aardig, netjes, globaal. En soms ook een beetje oef. Zo schrijft ze over de eerste levensminuten van Jürgens: ‘Er bestaat geen geschreven bewijs dat zijn eerste schreeuw al aanwijzingen bevatte voor Udo’s bijzondere muzikaliteit.’ En voor de eindbladzijde weet ze niets originelers te verzinnen dan het citeren van de volledige liedtekst van Merci Chérie.

Maar ze heeft ons gewaarschuwd. De eerste zin van haar voorwoord luidt: ‘Wat kan de lezer verwachten van een biografie over Udo Jürgens, die door een fan geschreven is?’ En elders schrijft ze: ‘Bijwerkingen bij het lezen van deze biografie zijn wenselijk. Misschien steekt mijn bewondering voor dat wat de grote musicus voor ons gemaakt heeft de geëerde lezer aan.’
Goed – maar waarom moet elk hoofdstuk dan beginnen met een opsomming van nieuwsfeitjes die niets met Jürgens van doen hebben, maar toevallig in hetzelfde jaar voorvielen als zijn nieuwste LP/optreden/interview/huwelijk/vriendin? En waarom krijgen we een bladzijdelang overzicht van hoe Internationale Vrouwendag tot stand kwam – alleen maar om een hoofdstuk over Udo’s uitspraken over vrouwen in te leiden? Of uitleg over het woord ‘smoking’, of uitleg over waarom Udo’s badjas anders is dan die van Hugh Hefner, of pagina’s met quotes van fans – gekopieerd uit het gastenboek van de Jürgens-site?

Ja, Bischoff is een fan (ze somt graag op hoeveel concerten haar idool geeft, hoeveel mensen er zijn komen kijken, hoeveel cd’s hij verkoopt, hoeveel liederen hij schreef, soms herhaalt ze die opsomming een paar hoofdstukken later nog eens), en als fan, maar ook als degene die hem meerdere keren geïnterviewd heeft, brengt ze Udo Jürgens leven en werk aardig in kaart. Toch heb je de hele tijd het gevoel dat je de vlekken op de lens weg wilt vegen. Voor de helderheid moeten we bij Sahner zijn, die niet alleen beter scherpstelt, maar dat ook nog eens doet in een veel korter bestek.

---

MERCI, UDO!
Paul Sahner
Herder, 2015.
176 bladzijden
Duits.

UDO JÜRGENS MERCI
Lisbeth Bischoff
Amalthea, bijgewerkte versie, 2015.
248 bladzijden.
Duits.

---

Wie nog uitgebreider wil lezen over het leven van Udo Jürgens:
Hij schreef (samen met Michaela Moritz) een autobiografie-in-romanvorm die behoorlijk welwillend ontvangen werd: Der Mann mit dem Fagott, Limes Verlag, 2004. Werd ook verfilmd.

Dezember 2014: Udo Jürgens, der bekannteste Sänger Österreichs, stirbt während eines Spaziergangs am Herzschlag – plötzlich und unerwartet. Er ist achtzig Jahre alt, fühlt sich gut und hat ein paar Tage frei von einer ausgedehnten Tournee, die Mitten im Leben heißt, so wie sein zuvor im Jahr herausgebrachtes jüngstes Album. In den Wochen danach wird in Zeitungen, im Internet und im Fernsehen ausführlich an Udo erinnert. Und schon nach wenigen Monaten erscheinen zwei Bücher. Das eine heißt Udo Jürgens Merci und das andere Merci, Udo! Beide Titel spielen auf das Lied Merci Chérie an, mit dem der Schlagersänger 1966 den Grand Prix Eurovision gewann.

Der Autor von Merci, Udo! ist Paul Sahner, eine Ikone des deutschen Boulevardjournalismus. Sahner kannte Udo Jürgens über Jahrzehnte und besitzt die Telefonnummern sämtlicher großer Namen aus dem deutschsprachigen Showgeschäft, darunter auch die van Udos Kindern und Ex-Frauen. Das Buch setzt sich großenteils auf früheren Interviews zusammen. Das klingt sehr nach Schnellschuss (Sahner schrieb das Buch in zwei Wochen), aber das Ergebnis kann sich sehen lassen.

Das Buch eröffnet mit einem tiefschürfenden Gespräch über Gott und Religion. Udo ist nicht gläubig. „Dass Religionen so liebesfeindlich sind, das ist das erstes Zeichen, dass etwas nicht stimmt.“ Und auf die Frage, ob ein Atheist zügelloser leben kann als ein Gläubiger, antwortet Jürgens: „Überhaupt nicht! Man ist in viel höherem Maße den eigenen ethischen Vorstellungen verantwortlich, kann sich eben nicht wie in der katholischen Kirche in einen Beichtstuhl setzen, vorher die größte Sauerei begangen haben und sich nun mit drei Vaterunsern und einem Kreuz […] aus der Verantwortung stehlen. Da gehst du doch erleichtert raus und sagst, jetzt bin ich bereit für die nächste Sauerei.“

Damit ist der Ton vorgegeben. Sogleich danach lesen wir ein unverblümtes, unverfrorenes Interview über Verletzlichkeit (Udo: „Mein größter Fehler ist, dass ich sehr dünnhäutig bin.“) und über Sex (Udo: „Mein kleiner Freund hat ein absolutes Eigenleben.“).

Wie soll es mit dem Buch weitergehen, nach zuerst einem Sprung ins Kontemplative und dann ins Profane? Sahner stellt dem ein Gespräch mit Udos erster Frau und der ältesten Tochter gegenüber. Sie erzählen von Udos Untreue, aber auch von seiner Hingabe an seine Kinder. Er hatte vier; zwei „eheliche“ und zwei „uneheliche“. Das Jüngste der vier geht aus einem Verhältnis hervor, das Jürgens mit einem Mädchen anfängt, das er während eines Waldspaziergangs anspricht. Die ist da erst sechzehn, er sechsundfünfzig. Vier Jahre später wird Gloria geboren. Auch sie erzählt von dem Vater, den sie schon als Zwanzigjährige verliert.
Kurz danach: ein Gespräch mit Jürgens’ zweiter Frau, mit der er eine unschöne Scheidung erlebte.
Und dann: ein Gespräch mit Udos erstem Manager (die Beziehung endete vor Gericht) und Udos zweitem – beide auffallend liebevoll.
Umrahmt von: kurzen Reaktionen von Berühmtheiten, die ihn liebten, sowie in einem Fall genau das Gegenteil.
Erst am Ende des Buchs: ein biografischer Abriss.

Was ergeben all diese Entscheidungen? Ein faszinierendes Porträt des verletzlichen, in Frauen vernarrten, offenherzigen und manchmal rigorosen Komponisten und Sängers, geschrieben von einem Mann, der Udo Jürgens just nahe genug stand und gleichzeitig weit genug von ihm entfernt war, um das richtige Mosaik zusammenzustellen.

Nein, und dagegen das Buch von Lisbeth Bischoff.

In Udo Jürgens „Merci“, einer erweiterten Version einer früher herausgegebenen Biographie, schlingert Bischoff durch die Karriere von Jürgens. Das tut sie manchmal anhand ihrer eigenen Erinnerungen: Wie sie sich als Dreizehnjährige ein Autogramm bei ihm geholt und wie sie in seinem Todesjahr an einer  Dokumentation über ihn gearbeitet hat. Bischoff ist eine berühmte Journalistin und eine bekannte TV-Moderatorin. So berichtete sie für das österreichische Fernsehen von der Vereidigung Willem-Alexanders.

Sie beginnt bei Jürgens’ Geburt, arbeitet nahezu sämtliche Tourneen und die meisten Platten ab und endet in dem hastig hinzugefügten Kapitel mit seinem Tod. Das tut sie ziemlich unterhaltsam, aber geschliffen und klar wie bei Sahner wird es an keiner Stelle. Stattdessen bleibt alles nett, sittsam, allgemein. Und manchmal auch ein wenig „uff“. So schreibt sie über die ersten Lebensminuten von Jürgens: „Es finden sich keine Aufzeichnungen, dass sein erster Schrei bereits auf Udos besondere Musikalität hingewiesen hätte.“ Und für die allerletzte Seite fällt ihr nichts Originelleres ein als den vollständigen Liedtext von Merci Chérie zu zitieren.

Aber sie hat uns gewarnt. Der erste Satz ihres Vorworts lautet: „Was kann der Leser von einer Biographie über Udo Jürgens erwarten, die von einem Fan geschrieben wurde?“ Und anderenorts schreibt sie: „Nebenwirkungen beim Lesen dieser Biographie sind erwünscht. Vielleicht steckt meine Bewunderung für das Schaffen dieses großes Musikers den geschätzten Leser an.“

Gut – aber warum muss jedes Kapitel dann mit einer Aufzählung ehemaliger Aktualitäten beginnen, die nichts mit Jürgens zu tun haben, sondern sich bloß zufällig im selben Jahr zutrugen wie seine neueste LP/sein neuester Auftritt/sein neuestes Interview/seine neueste Heirat/seine neueste Freundin? Und warum bekommen wir eine seitenlange Übersicht davon, wie der Internationale Frauentag zustande kam – einzig und allein, um ein Kapitel über Udos Aussagen zu Frauen einzuleiten? Oder eine Erklärung für das Wort „Smoking“, oder warum Udos Bademantel anders ist als der von Hugh Hefner, oder Seiten mit Zitaten von Fans – kopiert aus dem Gästebuch der Jürgens-Website?

Ja, Bischoff ist ein Fan (sie zählt gern auf, wie viele Konzerte ihr Idol gibt, wie viele Menschen diese besucht haben, wie viele CDs er verkauft, wie viele Lieder er geschrieben hat, und manchmal wiederholt sie diese Aufzählung ein paar Kapitel später noch einmal), und als Fan, aber auch als diejenige, die ihn mehrmals interviewt hat, zeichnet sie Udo Jürgens’ Leben und Werk recht ordentlich nach. Dennoch hat man die ganze Zeit das Gefühl, Flecken auf der Linse wegwischen zu wollen. Die Klarheit müssen wir bei Sahner suchen, der nicht nur besser fokussiert, sondern das darüber hinaus auch in einer viel kürzeren Form.

---

MERCI, UDO!
Paul Sahner
Herder, 2015.
176Seiten
Deutsch.

UDO JÜRGENS MERCI
Lisbeth Bischoff
Amalthea, überarbeitete Version 2015.
248 Seiten.
Deutsch.

---

Wer zu Udo Jürgens noch weiterlesen will:
Er schrieb (zusammen mit Michaela Moritz) einen autobiografischen Roman, der ein sehr wohlwollendes Echo gefunden hat: Der Mann mit dem Fagott, Limes Verlag, 2004. Gibt es auch als Fernseh-Zweiteiler (ARD/ORF, 2011).