In deze special laten we je kennismaken met tien bijzondere deelnames uit het Finse verleden. Eurostory-schrijvers Ellen Deckwitz, Dave Boomkens en Edward van de Vendel kozen elk een aantal favorieten. Dus: klik aan, zwerf van jaar naar jaar, lees over grote sterren en onbekende vreemdelingen, over hoe er over vogeltjes, neutronenbommen en oude vioolspelers gezongen werd. En over triplex scheidingswandjes. Echt waar. 

Monica Aspelund – Lapponia – 1977, tiende
(Edward)

Er zijn van die liedjes die niet winnen, niet eens hoog eindigen, en toch een bepaalde klassiekerstatus behalen. Dat gebeurde met Lapponia, het lied over het hoge Noorden van Finland: Lapland. Misschien ligt het aan de pauken direct na ‘Lap-po-ni-a’: DOEM DOEM! Of aan de enorme hoge noot, die Aspelund live moeiteloos, nou ja, bijna moeiteloos, nou ja met één overslagje, nou ja met twee overslagjes, haalde. Ierland gaf de maximale score: twelve points. De eerstvolgende keer dat de Finnen dat overkwam was pas weer in 2006, toen de monsters van Lordi de vloer met de Finse low-scoring-reputatie begonnen aan te vegen. Dat Monica Aspelund – bekend jazzzangeres – toch niet verder kwam dan de tiende plaats was dan maar zo. Aspelund (oudere zus van de deze week hier geïnterviewde Ami Aspelund) zong het lied in zes talen, het werd uitgebracht in twintig landen, zelfs in Brazilië en Australië, en dan was er nog de raarste versie ooit: de Nederlandse. Die ze maakte voor het houtbedrijf Opstalan. ‘Lapponia, going to Lapponia. There’s a land of freedom waiting for you and me there. Living and loving naturally…’ werd opeens: ‘Het Finse multiplex dat is bestemd voor purplex, ijzersterk als ons rendier en even mooi als ons land. En niet alleen voor de bovenkant, maar ook voor een scheidingswand.’

 

Kirka – Hengaillaan – 1984, negende
(Dave)

Stap een willekeurige karaokebar in Finland binnen en het kán niet anders dat Hengaillaan (‘Laten we rondhangen’) voorbij komt. En geef die gekke Finnen eens ongelijk: het is een inzending die swingt en de tekst van het lied leent zich wel heel erg goed voor de kroeg. Zo gaat Hengaillaan over een reiziger die geen onderkomen voor de nacht kan vinden en daarom maar besluit wat over het station te zwerven. Laten we maar gewoon wat rondhangen. En helemaal niet slapen. Op het station spelen en swingen we in het rond. Terwijl we wachten op de trein. Uiteindelijk loopt het feestje zo uit de hand dat ook de eerste trein wordt gemist. Op de negentwintigste editie van het Songfestival was de uitvoering van zanger Kirka ook een feestje om naar te kijken. En dat is niet geheel onbegrijpelijk als je beseft dat Kirka al zeven keer (’72, ’74, ’75, ’76, ’79, ’80 en ’83) eerder deelnam aan de Finse nationale finale. In 1984 was het dan EIN-DE-LIJK raak! Ook nadien was Kirka niet te houden en bleef hij meedoen aan Finse voorrondes (’86, ’89, ’91, ’92 en ’96). Hij zei hij muziek zou blijven maken tot z’n zestigste, maar dat lukte ‘m niet: op zesenvijftigjarige leeftijd overleed hij.

 

Kojo – Nuku Pommiin – 1982, achttiende
(Dave)

In 1982 stond er voor de Finnen een opvallende verschijning op het podium: Kojo. Voor het Songfestival had de zanger al enige bekendheid verworven met het lied Lucky Street waarin hij teruggrijpt op de jaren die hij al zwervend door Helsinki heeft doorgebracht. Op het Songfestival in Harrogate trad de zanger aan in een rood lederen pak (met bijhorende das) en viel hij extra op door zijn wilde bos haar die hem ergens aan illusionist Hans Klok doet denken. Hoewel hij zich voor z’n eerdere werk vooral door soul uit de jaren zestig liet inspireren, ging hij op het Songfestival toch meer voor een combi van blues en rock ‘n roll. Zijn bijdrage Nuku Pommiin bevatte een stevig statement: het moest namelijk maar eens heel erg klaar zijn met de productie van neutronenbommen. Mensen vergaderen, iedereen spreekt. Maar niemand wil een oplossing vinden. En even verderop: We liggen al zo lang te slapen, dromend onder een donderende hemel. Het is tijd om wakker te worden, het licht is in je ogen. Hoewel het lied vol overgave werd gebracht, eindigde het op een allerlaatste plek. Zanger Kojo wist bij de jury’s geen enkel punt los te peuteren en bezorgde Finland de derde “nulpunter” uit de geschiedenis van het Eurovisie Songfestival.

 

Vesa-Matti Loiri – Huilumies – 1980, negentiende
(Edward)

Het Metropole Orkest had zin in de Finse bijdrage, in 1980. In dat jaar werd het festival in Nederland georganiseerd, omdat Israël, dat twee keer achter elkaar gewonnen had, niet nog eens de kosten kon dragen. Huilumies begon, en toen kwam het bruggetje – de korte overgang op driekwart van een liedje, vaak de opmaat naar nog eens een keer feestelijk het refrein. Tijdens die Finse bijdrage, met de bas Vesa-Matti Loiri als leader of the pack, mocht het orkest eventjes echt los. Die break is big-band-achtig, de zanger begint zelfs te scatten, en zie eens hoe de dirigent (op ongeveer 3:00 van het filmpje) meeswingt met de partyende blazerssectie. De lol is vrij snel afgelopen (want, zoals de Israëlische Nadav Guedj vorig jaar rapte aan het einde van zijn lied: ‘Okay, gotta go, three minutes, bye!’), maar even zagen we buitenspelende trombonisten en joelende cornettisten. Vesa-Matti Loiri kreeg er weinig waardering voor: met maar zes punten werd hij allerlaatste. Het deerde zijn carrière niet. Hij bleef een van de Finse muziekgrootheden, zijn status is vergelijkbaar met het aanzien dat Ramses Shaffy of Boudewijn de Groot in Nederland hebben. Ook als acteur is hij een van de bekendsten. Daarnaast speelt hij dwarsfluit, hij deed dat zelfs tijdens zijn lied in 1980. Huilumies betekent dan ook De fluitspeler. Zijn lied blijft een van mijn favoriete Finse bijdragen ooit, al schijnt hij er tegenwoordig zelf vooral het woord over te zeggen dat hij er in Den Haag uitgooide halverwege twee maten fluitspel: ‘Mwèèèh.’

 

Lordi – Hard Rock Hallelujah – 2006, winnaar
(Ellen)

Tijdens een themaweek als deze kan je er natuurlijk moeilijk omheen: Hard Rock Hallelujah. Ik weet nog dat ik klaar zat voor het Festival in 2006 en dat Treble bijna aan de beurt was. Maar eerst, zei de commentator, moest er nog een idiote act uit Scandinavië optreden, mannen in monsterpakken, of zoiets.

Ik dacht dat het mensen in muppetoutfits waren, of dat ze waren uitgedost als de griezels uit Max en de Maximonsters. Toen Lordi werd aangekondigd ging ik maar even naar de keuken om een blik sojamelk te pakken. Die verkleedpartij hoefde ik niet te zien. Ik verwachtte bovendien niet dat het muzikaal ergens op zou slaan. Wat zat ik ernaast: hun nummer was even uitgewerkt als hun styling. Ik heb het weken gedraaid. Speel Hard Rock Hallelujah maar eens akoestisch, op de gitaar: het staat nog steeds als een huis. Mijn omgeving dacht dat ik het nummer alleen leuk vond omdat het volgens hen een anti-Songfestivalinzending was. Maar het omgekeerde was juist het geval: ik vond het leuk, ondanks dat velen vonden dat het een anti-Songfestivalnummer was.

 

Pihasoittajat – Old man fiddle – 1975, zevende
(Edward)

Hardrock in 2006 en 2008, jazz in 1964, punk in 2015, reggae in 1981, tango in 2004: de Finnen hebben altijd aan de randen van het songfestival staan trekken. Ze brachten als geen ander land diversiteit aan. Maar extremer dan in 1975 deden ze het niet vaak. De groep Pihasoittajat (‘De tuinspelers’) kwam met bluegrass, een genre dat we ervoor nooit op het songfestival zagen en erna ook nooit meer gezien hebben. Bluegrassmuziek, folkmuziek uit Amerika met een jazzachtige structuur, met in de zang twee-, drie- of vierstemmige harmonieën, waarin de stemmen versmelten tot een geheel. Kenmerkende instrumenten zijn de banjo, de mandoline en de viool. Tijdens het festival (dat trouwens – voor de laatste keer – door Nederland gewonnen werd, met Ding-a-dong) zong de groep in het Engels, hoewel er eerst een Finse versie was: Viulu-ukko. Ze deden het, voor Finnen, behoorlijk goed: met de hoogste score uit Duitsland en Zwitserland werden de folkies zevende. Als een kleine akoestische oase, bijna als een pauzenummer, zongen ze over de oude man die binnenkomt, op een stoeltje gaat zitten en op zijn viool begint te spelen: ‘So kiss the blues goodbye! Let the mountain melody brighten the night and make the good times fly,’ De band, die nog altijd bestaat en nu zelf een lieve bunch van old-men-fiddelaars is geworden, kijk hier maar, is daarmee een van de sterkste voorbeelden van dat wat het festival gezond houdt: waarachtigheid, oorsprong, karakter.

 

Pertti Kurikan Nimipäivät – Aina mun pitää – 2015, zestiende in de halve finale
(Ellen)

Afgelopen jaar stuurde Finand de geestelijk beperkte punkers van Pertti Kurikan Nimipäivät die met hun nummer Aina mun pitää (‘Ik moet altijd’) de kortste Songfestivalinzending aller tijden op hun naam schreven. Ik liet het aan mijn punkervrienden horen, die zeiden dat het gewoon takkeherrie was en niets met punk te maken had (al merkten meerderen op dat de drummer best goed was). Wat deze act echter muzikaal tekortkwam, maakte ze tekstueel meer dan goed. In amper anderhalve minuut wordt het dagelijks leed van de geestelijk gehandicapte, bezongen. In een artikel in NRC trok ik de conclusie dat het de beste tekst was van het jaar: geen clichés of standaardfraseringen, maar een oprechte protestsong tegen het debiliseren van de beperkte medemens. En ergens ontroerde deze inzending me ook, niet vanwege het liedje, maar vanwege de mensen erachter. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het festival een emanciperende werking heeft voor minderheden: transgenders, Armenen en uiteraard de LGBT-tjes. Dankzij Pertti Kurikan Nimipäivät hoorden opeens geestelijk gehandicapten bij de Eurovisiefamilie. Dat maakte iets in mij los. Hun red-carpet-foto’s en interviews toonden de liefste punkers die je je maar kunt voorstellen. Ze waren zo gelukkig die week. En dat is wat het festival voor minderheden kan doen. Het maakt van groepen die je uitlacht, opeens mensen.

 

Marion Rung – Tipi-tii – 1962, zevende
(Dave)

De Finse Marion was slechts zestien lentes jong toen zij voor de eerste keer deelnam aan het Eurovisie Songfestival. Met het liedje Tipi-tii beet zij in Luxemburg het spits af om vervolgens televisiekijkend Europa bloot te stellen aan de woorden die zij door een vogeltje ingefluisterd kreeg. Tweety tweet, tweet, tweet, tweety tweet. De lente is om te stoeien. Dat heeft een vogeltje gezegd. Laten we geen tijd verspillen en een liefje voor ons beiden vinden. De eerste Songfestival-bijdrage van Rung groeide in eigen land uit tot een hit van formaat en behoort tot dé klassiekers uit de Finse muziekgeschiedenis. Begin dit jaar werd dat nog eens bevestigd toen Chisu – een van de bestverkopende Finse artiesten van dit moment – tijdens de Finse voorronde Tipi-tii in een hypermodern jasje stopte. Hoewel Marion Rung in 1962 op een zevende plek eindigde, domineerde zij in eigen land wekenlang de hitlijsten: Tipi-tii is daarmee de eerste (en één van de vijf Finse inzendingen) die een nummer-1-positie veroverde. Het nummer kent vele covers waaronder die van het Finse meisjesduo Nylon Beat. En wat dachten we van deze wat ruigere cover?

 

Marion Rung – Tom Tom Tom – 1973, zesde
(Dave)

Elf jaar later was er opnieuw een nummer-1-hit voor Marion Rung. Met het lied Tom Tom Tom waagde zij ook ditmaal haar kans op het Songfestival. Wéér moest zij als allereerste op, wéér in Luxemburg en wéér waren er vogeltjes in de tekst verwerkt. Ditmaal was er – gelukkig – ook een geliefde (lees: Tom) in het spel. Tom Tom Tom Tom Tom Tom. Ik hoor de muziek. Dat is hoe het gaat. Elke ochtend maakt muziek mij wakker en lijkt het dakraam zon te brengen. Bij het aanbreken [van de dag] jagen vogeltjes mijn zorgen weg. En vind ik het werk dat gedaan moet worden niet meer erg. Jouw glimlach maakt mijn leven de moeite waard. En vertelt me hoe gelukkig ik ben. In tegenstelling tot 1962 sleept Marion Rung geen zevende, maar een zesde plek in de wacht. Met die notering op zak ging het tweede lied van Rung de boeken in als meest succesvolle Finse bijdrage aller tijden. Drieëndertig jaar lang droeg Tom Tom Tom die titel totdat de mannen van Lordi daar in 2006 ruw een einde aan maakten.

 

Sandhja – Sing it away – 2016
(Ellen)

Ik koos mijn andere twee fragmenten omdat ze, voor mij dan, uitschieters waren: Hard Rock Hallelujah omdat het gewoon ziek lekker klinkt en de punkers omdat hun tekst zwaar oké was. De lat lag en ligt door de dit soort deelnemers wat mij betreft hoog voor Finland. Ondanks het feit dat ze de treurige houders zijn van het record vaakste keer laatste (tien keer, waarvan drie keer met nul punten, auw), hebben ze toch twee deze toppers. Dit jaar hoopte ik op een Finse inzending van het muzikale of tekstuele kaliber van de punkers of de monsters. Helaas. Dit jaar vertegenwoordigt Sandhja de eer met Sing it away en het is zowel tekstueel als muzikaal van bedroevend niveau. In de tekst vliegt de ene na de andere gemeenplaats eruit, we horen dezelfde trommels en akkoorden in de bridge naar het refrein, die trommels en bijbehorende zang bevat die we zelfs al voor Emmelie de Forest al duizend keer hadden gezien. De jaren-negentigtune van het couplet is een rip van Robyn’s Show me Love en, nou ja, werkelijk niets van dit liedje lijkt geen sample van een ander nummer. De licht loeiende en verder geheel toondove Sandhja probeert het geheel nog overtuigend te brengen, maar helaas: geen finale voor Finland dit jaar. Een keer in de zoveel tijd denkt een jury of het publiek dat het een goed idee is om iets in te sturen wat klinkt als een typisch songfestivallied. Dit is zo’n lied. In mijn achterhoofd hoor ik dan meteen de niet-Finse schrijver Milan Kundera, die ooit schreef dat een kunstwerk dat niets nieuws toevoegt, een immoreel kunstwerk is. Laten we zeggen dat ieder land recht heeft op een Sandhja-uitglijer: ook wij hebben met de Toppers het cliché van een songfestivalnummer ingestuurd. Maar voor volgend jaar hoop ik dat Finland weer even normaal gaat doen. En daarmee bedoel ik natuurlijk abnormaal, want dan is het op haar best.