7 februari 2010, een uur of tien ’s avonds: Tatjana Šimić, Johnny Logan, Daniël Dekker en George Baker zitten onder een rij warme studiolampen. Ze vormen dit jaar de jury van het Nationaal Songfestival: ‘Zij zullen bepalen wie er naar Oslo gaat!’ roept Yolanthe.
Vijf potentiële acts hebben die avond het uitverkoren liedje ten gehoren gebracht: Ik ben verliefd van Pierre Kartner, ook wel: Sha-la-lie.
Loekz, een groepje jonge meiden met felgekleurde hanenkammen, lijkt verreweg de meest geschikte inzending; er zijn wat trommels onder hun versie gezet en qua energie zal Loekz niet onderdoen voor de Baltische dansen die dat Eurovisiejaar in zwang zijn.
Maar Loekz heeft concurrentie. Van een klein meisje met het voorkomen van een Amerikaanse kunstschaatsster en het stemgeluid van Anita Meijer: de zeventienjarige Sieneke.
‘Sha-la-lie, sha-la-la’, zingt Sieneke: George Baker en Daniël Dekker vinden het hun stem waard. Maar Tatjana Šimić en Johnny Logan schudden hun hoofden: ‘Loekz klinkt toch net wat internationaler,’ aldus Tatjana.
De doorslaggevende stem ligt nu bij het studiopubliek, dat met stemkastjes op de tribune zit.
En dan, dan gebeurt er iets wat niemand had voorzien.

Het publiek kiest niet voor Sieneke of Loekz, neen: het publiek kiest voor Vinzzent, een vrij onbekende zanger die zijn sha-la-lie’s met wat marimbageluiden verrijkt heeft.
Loekz en Sieneke hebben nu precies evenveel stemmen en niemand lijkt te weten wat te doen. Het tijdslot loopt af, de uitzending moet afgerond maar er is geen winnaar: de show dreigt te eindigen in een patstelling.
‘Wat een chaos!’ roept Yolanthe. ‘Ongelofelijk spannend.’
De magische woorden worden Yolanthe waarschijnlijk via een oortje ingefluisterd.
Laat Vader Abraham maar beslissen dan!
‘Goed,’ zegt Yolanthe, ‘Pierre Kartner beslist nu.’
Pierre kijkt verrast, lijkt niet van deze regel op de hoogte gebracht: ‘Ik vind dit heel vervelend,’ mompelt hij: ‘Ik word zo onder druk gezet.’
‘U bent een beetje zenuwachtig hè, Pierre,’ zegt Yolanthe: ‘Maar laat ons nu niet langer in spanning!’
‘Ik doe kruis of munt,’ zegt Pierre Kartner, en hij begint al met een muntje te zwaaien.
Nu lijkt Yolanthe in paniek te raken. Geen kop of munt hoor, géén kop of munt!, zal het in haar oortje klinken.
‘Nee,’ zegt Yolanthe stellig: ‘Ik krijg door dat u toch echt moet beslissen.’
Maar Pierre schudt zijn hoofd alweer: ‘Ik vind dit écht heel vervelend.’

Echt heel vervelend, fluisterde ik, in mijn eentje vanaf mijn bank. En ik vermoed dat honderden kijkers het met me mee fluisterden. Het was een afschuwelijk gezicht: een oude man die, ongewaarschuwd en onvoorbereid, plots zo’n grote verantwoordelijkheid kreeg opgedrongen: live, op de landelijke televisie, onder schot gehouden door geladen confettikanonnen.

‘Nou Pierre, wat wordt het?’
Kom op Pierre, kom op!
‘Sieneke!’ roept Vader Abraham. ‘Vooruit, ik kies Sieneke!’

De weken daarop gebeurde wat er altijd gebeurt na de bekendmaking van de Nederlandse songfestivalkandidaat.
Eerst is er het ongeloof, dan de ontreddering, maar dan, na een verwerkingstijd van pakweg twee weken, vindt er een omslag plaats. Het deelnemende liedje wordt eens op een feestje gedraaid; aanvankelijk als ironisch gebbetje, maar na twee, drie keer luisteren, blijkt dat liedje plots ‘best een lekker nummertje’. Dat is niet zo gek, een liedje vaker luisteren is als regelmatig seks hebben met dezelfde partner: het brein maakt stofjes aan waardoor je je gaat hechten; een groot deel van de genegenheid gestoeld op herkenning en het ontbreken van onzekerheden of angst voor het vreemde.

Zo leek dat hele sha-la-lie, sha-la-la opeens best een goede vondst. Het deed niet onder aan ‘and she goes nananana’ of ‘aah aah aah staying alive’ – waren willekeurige kreten niet sowieso erg Songfestival qua: internationaal interpretabel?
Daarbij zat die tekst eigenlijk reuze slim in elkaar. Wie goed luisterde – en dat deden we inmiddels – hoorde dat het liedje over een liedje ging: ‘Ik ben vergeten waar ik dit liedje heb gehoord,’ is de eerste zin. ‘Het gaat niet uit m’n kop,’ zingt Sieneke, om vervolgens wat plekken te noemen waar het liedje door haar hoofd blijft spoken: in Parijs, in een luchtballon, achter een coupe vers mokka-ijs. De liefdeslijn wordt er met de haren bijgetrokken, een beetje als in Amerikaanse sportfilms: opeens zingt Sieneke ‘ik ben verliefd,’ maar daar gáát het niet om. Sha-la-lie gaat over een staat van zijn, over obsessie en frustratie in het algemeen, en in het bijzonder over een kwellend refrein dat je niet uit je hoofd krijgt – zo’n refrein als ‘sha-la-lie, sha-la-la ’ dus eigenlijk.
En zo ging Sha-la-lie over zichzelf, ontdekten we, een prachtig mise en abyme effect, ja: wat Sieneke deed was ronduit postmodern. Bovendien ging het gerucht dat Sieneke dansers mee zou nemen, dus wie weet, wie weet zouden we de Balkan toch nog verslaan!

We versloegen de Balkan niet.
Want Europa zag niet wat wij waren gaan zien; Europa zag gewoon wie daar stond. Een bleek meisje dat een oubollig liedje zong, geflankeerd door twee draaiorgelpoppen die niet verder kwamen dan een wat roestige robotdans: 0 points!

De ontgoocheling verbrak de betovering.
Onze blik veranderde, het wezen dat we voor een flamingo waren gaan aanzien veranderde plots weer in een natte reiger; een beetje als wanneer een verliefdheid abrupt over is, bijvoorbeeld omdat de ander je blijkt te hebben bedrogen. En net als de bedrogen verliefde schaamden we ons vooral voor onszelf, ons povere inschattingsvermogen: hoe hadden we ooit voor die ander kunnen vallen, hoe hadden we ooit kunnen denken dat Sieneke… We begroeven ons gezicht in onze handpalmen.
Even.
Daarna gingen we verder met ons leven.

Nu, precies zes jaar na de liveshow van 2010, denk ik nog steeds wel eens terug aan die bewuste avond. En dan met name aan Pierre Kartner: ‘Ik vind dit echt heel vervelend.’
De zin gaat steevast door mijn hoofd wanneer ik een moeilijke beslissing moet maken. Wanneer ik iets aanvang of iets eindig, moet kiezen waar ik heen ga, of iets stoppen moet of doorgaan: ‘Ik vind dit echt heel vervelend.’
Maar: dankzij Pierre weet ik dat mijn besluit er uiteindelijk niet zo heel veel toe doet. Uiteindelijk zal ik mijn beslissing voor mezelf goeddenken, wat ik ook kies, achteraf zal het de juiste keuze lijken: een belangrijk overlevingsmechanisme, zonder de illusie dat alles wat is zo had moeten zijn was de mensheid allang verdronken in spijt.

Ik vind dit echt heel vervelend, denken we. Om vervolgens toch te springen. Dat we te pletter zullen slaan staat van begin af aan vast, maar tot die tijd genieten we van de val.

 

 


Eerder in deze serie: Ionica Smeets, Gerbrand Bakker.

Nieuwe gastbijdrages zullen nog verschijnen van: Hanneke Hendrix, Lucky Fonz III, Kees Spiering, Ype Driessen, Tsead Bruinja, Ted van Lieshout, Floor de Goede en vele anderen.