De projectnaam die Axel Ehnström koos voor het songfestival, Paradise Oskar, ontleende hij aan Rasmus en de landloper, een kinderboek en film van Astrid Lindgren. Paradise Oskar is daarin de zachtmoedige zwerver die prachtig accordeon speelt, en met wie de kleine Rasmus besluit de wereld in te trekken. Ook het Eurovisieliedje gaat over een jongetje dat de wereld in trekt: de kleine Peter die ‘smart’ is, want hij kent ‘each European country by heart’.  Kleine Peter kan maar niet geloven dat niemand iets tegen de teloorgang van het milieu doet en besluit tot actie over te gaan. Een gesprek met Axel Ehnström die als troubadour-verteller op het festivalpodium stond, maar daarna al snel besloot niet meer op te treden…

Wat betekent Astrid Lindgren voor jou?
Astrid Lindgren is de allerbeste! Als ik mijn grootste invloeden moet noemen, dan hoort zij daar zeker bij. Als kind las ik trouwens niet zoveel, mijn moeder las ons voor, maar ik ben opgegroeid voor de televisie. We keken naar de Astrid-Lindgrenseries uit de zestiger, zeventiger en tachtiger jaren. Ik luisterde ook graag naar de Zweedse muziek die ze daarin gebruikten. In de serie over Emil zitten echt wonderbaarlijk prachtige liedjes. Dat leunt tegen de volkswijsjes aan en die zijn een deel van mijn muzikale bagage. Lindgrens verhalen voelen zo werkelijk aan, zo van onze wereld. We merken vaak niet op hoe mooi het dagelijks leven is, maar door zo’n kinderserie realiseer je je dat opeens. Lindgrens verhalen zijn poëtisch, ze zijn filosofisch én eenvoudig – je hoeft ze alleen maar tot je te nemen om te voelen hoe waar ze zijn.

Wat is je favoriete verhaal?
Ik heb ze nog steeds niet allemaal gelezen, maar De gebroeders Leeuwenhart bevat voor mij de meeste magie. Vorige week zei iemand die ik een tijdje niet gezien had tegen me: ‘Met dat lange haar lijk je op Jonathan uit De gebroeders Leeuwenhart.’ Dat is mijn ultieme doel ha ha, ik heb altijd willen zijn zoals hij.

De gebroeders Leeuwenhart is een gedurfd boek. Al op de eerste pagina’s sterven de hoofdpersonen, en daarna komen de twee broers, Jonathan en Kruimel, in Nangijala terecht, een leven na de dood.
En na Nangijala is er nog een tweede leven na het leven na de dood. In mijn liedjes van de laatste jaren, de meeste daarvan zijn nog door niemand gehoord, zit veel tragiek, maar ze zijn niet zonder hoop. Je wilt huilen, maar niet op een ongelukkige manier. Ze gaan over het bitterzoete van het leven. Die sfeer vind je ook in De gebroeders Leeuwenhart. Ik hou van allerlei muzikale genres, maar wat me het meest raakt in een liedje is als het je een gevoel geeft dat je niet verwachtte, als je verrast wordt omdat iets droevig is, maar tegelijkertijd een grote schoonheid in zich draagt. Finnen zijn dol op melancholie en nostalgie, en hoewel ik een Zweedstalige Fin ben deel ik dat met ze. Finse liedjes staan bijna allemaal in mineur. Pure Zweedse muziek is me iets te rechttoe rechtaan, te blij, te onschuldig. Voor mij maakt dat trieste Finse randje het net wat eerlijker en interessanter.

Dus je positioneert jezelf – niet alleen geografisch – tussen Zweden en Finland.
Toen ik klein hadden we maar twee cd’s van Finse artiesten. Ik groeide dus op met Zweedse muziek. Tegenwoordig schrijf ik voor Finse acts wel in het Fins. Dat is misschien vergelijkbaar met in het Nederlands schrijven ten opzichte van het Engels. Het is heel interessant om dat te moeten veroveren. Het is nog steeds vrij moeilijk voor mij, want ik heb niet de achtergrond en ook niet de woordenschat. Daar komt nog bij: in Finse zinnen kun je de volgorde wel tien keer veranderen en elke variatie heeft zijn eigen nuance. In het Engels kan dat misschien maar op twee manieren. Ik denk soms: dit zou ik nooit zo zeggen, maar kan ik het wel zingen? En klinkt het dan goed, of juist heel stom? Ik probeer meestal iets te schrijven wat ik ook zou kunnen zeggen, zodat ik zeker weet dat het normaal klinkt, maar dat is in de opbouw van een liedje, technisch gezien, qua rijm en structuur, soms heel moeilijk. Het gaat ook om de culturele kant van de taal, ik bedoel: er zijn veel Finse woorden die in het Engels simpelweg niet bestaan. Weersgesteldheden, culturele fenomenen bijvoorbeeld.

Was je altijd al geïnteresseerd in talen?
Nee, helemaal niet. Als kind was televisie kijken mijn interesse. Ik kreeg pas belangstelling voor muziek toen ik dertien was en besefte dat ik dik was, dat ik een loser was, en dat ik dringend mijn plek moest zien te veroveren op de middelbare school omdat de middelbare school me anders te grazen zou nemen. Tussen mijn vijftiende en mijn achttiende ging ik naar het gymnasium, en daar begon ik psychologie en filosofie interessant te vinden. Ik kreeg Duits als nieuwe taal, en ik dacht dat ik misschien iets met politiek kon gaan doen, maar uiteindelijk werd het ik aangenomen op het conservatorium. Nog steeds kan ik niet zeggen dat ik nu zo speciaal geïnteresseerd ben in talen, maar als je in de muziek wilt slagen is het simpele feit dat je er een passie voor hebt niet genoeg. Je moet er ook een persoonlijkheidsstoornis bij hebben. Met een passie voor iets kom je redelijk ver, maar als je een foutje in je brein hebt kun je pas echt goed worden. Hier in Finland kan iedereen doen wat hij wil, want we zijn een welvarend land. Er zijn dus allerlei goede muzikanten. Maar de meest gestoorden, of misschien degenen die het meeste geluk hebben, die komen aan de top.

Wat bedoel je precies met dat gestoord zijn?
Als je een goede tekstschrijver wil zijn dan moet je je daar zo intensief mee bezighouden dat het niet meer goed voor je is. Wat mij betreft: ik lees behoorlijk gezond nu, ik maak tijd om te gaan sporten, maar een sociaal leven heb ik niet echt. Ik ga nauwelijks met vrienden op stap, dat zit er gewoon niet in. Wat ik doe is allerlei muzieksoorten bestuderen, schrijven en lezen. Kijk, ik had altijd wel goede cijfers voor de talen en zo, maar ik geloof niet in talent. Ik had mijn obsessie net zo goed op iets anders kunnen richten, in mijn vroege tienerjaren keek ik de hele tijd naar kookprogramma’s en wilde ik kok worden. Nee, als ik nu naar een psycholoog zou gaan dan denk ik dat hij me zou diagnosticeren als iemand met een obsessiestoornis, maar dan misschien nog net aan de goede kant van de streep. Als ik geen muziek maak en niet schrijf dan voel ik me slechter, maar ik kan denk ik rustig zeggen dat ik zelfs nog iets obsessiever zou moeten zijn. Soms verval ik toch in ‘ach, ik moet muziek maken maar ik heb geen zin,’ en weet je hoe het is? Hoe obsessiever je met iets bezig bent des te sneller word je daar echt goed in.

Waarom noem je het een obsessie en niet een ambitie?
Veel mensen vinden obsessie een negatief begrip, maar voor mij is het een enigszins negatief begrip. ‘Ambitie’ en ‘passie’ zijn mooie woorden, maar het is nu eenmaal zo dat je het niet altijd leuk zult hebben als je wilt uitblinken. Kijk, Finland staat niet bekend om zijn beroemde artiesten of beroemde sporters of beroemde filosofen… Nou ja, we waren goed in het maken van mobiele telefoons, maar dat hebben we inmiddels ook behoorlijk verprutst. Wij leven in een maatschappij met een lief schoolsysteem, alles is hier vriendelijk. Maar als je uitblinkers op mondiaal niveau wilt voortbrengen dan heb je niks aan lievigheid. Je redt het niet als je steeds weer hoort: ach, als je geen zin hebt om piano te spelen dan kan het ook morgen wel. Natuurlijk, voor de meeste mensen in dit land is die vriendelijkheid heilzaam. Mentaal voel je je beter in een stabiele omgeving, je hebt een fijne baan, je kunt doen wat je wilt, maar als je méér wilt heb je de worsteling nodig.

Als dat zo is, dan ben je achteraf misschien wel blij met die schooljaren waarin je je een loser voelde?
Hm, ja, maar het gaat niet alleen om de worsteling op zichzelf, het gaat om de worsteling op het juiste moment.

Kwam die voor jou op het juiste moment?
Ik groeide op in een superfijn milieu. Er was heel veel liefde, mijn ouders ondersteunden me altijd. Rijk waren we niet, ik kom uit een groot gezin met vier kinderen, maar we woonden op het platteland, dus het deed er niet zo toe of je wel of niet de nieuwste merkkleding droeg. Als je daarna voorzichtig uit die beschermde sfeer komt, heb je een sterke basis en kun je behoorlijk wat nare dingen aan. Ik heb dus geen enorme worstelingen meegemaakt als tiener, maar als je niet bij de populaire kinderen hoort, als je niet heel knap bent en ook nog eens mollig omdat je nauwelijks wat uitvoert, en als je gezien wordt als een studiebol, want je doet je best op school, dan zijn er wel redenen om gepest te worden, ja. Ik had altijd wel wat mensen om me heen, want ik was een aardige jongen die niemand kwaad deed, maar als je ouder wordt en er kijkt geen meisje naar je om… dan steekt dat, snap je wel? Ik was ook al niet zo van de computergames, dus ik dacht: wat moet ik doen? Toen zag ik een vriend van me drums spelen, op school, en dat was zo stoer, dat wilde ik ook. Op mijn dertiende kreeg ik een tweedehands drumstel van mijn vader. We hadden een kelder die we niet vaak gebruikten en daar kon ik oefenen. Op de een of andere manier ging dat langzaam over in gitaarspelen. Het begon er dus mee dat ik een plek op school wilde veroveren en interessant voor de meisjes wilde zijn, maar het greep me zo dat ik dacht: weg met die meisjes! De muziek, dát is het! Ik begon ook te zingen. Dat vond ik als kind ook al leuk om te doen, in het kinderkoor. En omdat ik het geduld niet had om liedjes die door anderen geschreven waren te leren, jatte ik hun akkoordschema’s en bedacht mijn eigen songs. Die natuurlijk over een of ander meisje gingen dat me niet zag staan.

In het Zweeds?
Nee, het Zweeds dat wij hier spreken en dat afwijkt van het standaard-Zweeds, kent niet echt een popcultuur. Ik luisterde naar Blink 182, van die skate-punk-pop, dus ik schreef zelf ook in het Engels.

Wanneer besefte je dat het geen imitaties waren die je maakte, maar eigen liedjes?
Eigenlijk meteen al ha ha. Ik begreep al snel dat de akkoorden van heel veel liedjes op hetzelfde neerkomen, dus die nam ik over, en dan begon ik eerst wat te neuriën, en daarna bedacht ik zinnetjes die goed klonken. Daarvóór dacht ik niet dat muziek mijn beroep zou worden, ik dacht dat het vooral een hobby was. Maar ik realiseerde me dat ik in niets zo goed was als in muziek spelen en schrijven. Ik heb me aangemeld voor twee of drie muziekopleidingen, maar werd nergens aangenomen. Ik kon geen bladmuziek lezen en ik had nog geen enkele serieuze muziekles gehad. Uiteindelijk ben ik geïnteresseerd geraakt in muziektheorie en jazzmuziek, en na mijn diensttijd in het leger werd ik, op mijn negentiende, aangenomen op het pop- en jazzconservatorium in Helsinki. Vlak daarna liep ik tegen het Eurovisieding aan.

Hoe loopt iemand tegen een Eurovisieding aan?
Ik schreef een liedje en ik zag een website van de omroep en ik dacht: laat ik maar wat opsturen, dan kan ik altijd nog zeggen dat ze ‘bij het songfestival mijn liedje niet wilden’. Ik dacht ook: mochten ze het wel leuk vinden, dan willen ze vast dat een bekende artiest het zingt. Nou ja, dat bleek niet zo te zijn, en toen won ik opeens het hele gebeuren.

Dat moet een behoorlijke aardverschuiving geweest zijn.
Maar het was wel erg interessant allemaal. Eigenlijk was het songfestival een crash course muziekbusiness. Ik kreeg een platendeal, ik mocht toeren en een album maken, en uiteindelijk heeft het me het inzicht gegeven dat dat hele artiestenbestaan niet echt iets voor mij is, althans, niet op deze manier.

Eurovisie als een crash course, dat is interessant.
Ja, de media, de aandacht, ik heb moeten leren hoe ik in allerlei situaties toch trouw aan mezelf kon blijven. Mijn leven veranderde in één dag, van een nobody was ik opeens iemand waar de media op af kwamen. Ik vond het vooral heel boeiend. Het drukt je met je neus op vragen als: waarom maak ik eigenlijk muziek? En nu, doordat ik weet wat promo’s zijn, hoe het is om met een platenmaatschappij om te gaan, helpt het me om voor anderen te schrijven. Ik weet wat ze meemaken. Ik heb de tv-shows gedaan, ik heb op dat enorme podium gestaan. Het kwam allemaal op het goede moment, omdat ik zelfvertrouwen had gekregen door het schrijven van mijn eigen liedjes, eerst door de feedback die ik op MySpace kreeg, ook al was dat nog beperkt, en toen door de stemmen tijdens de Finse voorronde. Daardoor kon ik het allemaal goed aan. Het festival zal altijd een groot gegeven op mijn cv zijn.

Waarom besloot je dat je geen optredend artiest meer wilde zijn?
Ik maakte een plaat die nauwelijks werd verkocht. Er waren weinig exemplaren gedrukt, er was weinig promotie, hij kwam uit in de Eurovisietijd en werd overschaduwd door alle andersoortige media-aandacht. En daar zou ik bitter over kunnen zijn, maar ook dat heeft me verder gebracht. Een van de belangrijkste dingen die ik leerde was dat het een fout was om geen energievolle, up-tempoliedjes op mijn album te zetten. Het was singer-songwritermuziek, deprimerend, daar wil je niet naar luisteren.

Maar het is juist een behoorlijk vrolijk album!
Nou ja, misschien wel, maar niet als je het vergelijkt met wat er meestal op de radio gedraaid wordt. En ik begon dus te denken: waarom kopen de mensen mijn plaat niet? Ah, omdat ze niet weten dat er een plaat is, omdat hij nergens gedraaid wordt. En waarom willen de radiozenders hem niet draaien? Waarschijnlijk omdat hij in het Engels was. In het Fins had dit soort muziek wel gekund. Nou ja, dat leer je dan, je leert hoe je moet falen. En heel erg was dat niet, want als een student had ik echt niet zoveel geld nodig, wat ik kreeg was genoeg om van te leven. Dus ik voelde me niet mislukt, het was gewoon een ervaring. Ik wist dat Eurovisie wat uit de hand gelopen was, in de zin dat het dan wel mijn eigen liedje was dat ik zong, maar dat het geheel niet helemaal bij me paste. Ik was het wel die daar stond, maar het publiek zag waarschijnlijk toch iemand anders. Ah, die vrolijke, aardige, glimlachende jongen, die de wereld wil redden.

Maar dat had je voorzien, want je ging als Paradise Oskar, niet als Axel Ehnström.
Ik kende het songfestival natuurlijk van vroeger, dus ik wist dat het misschien niet helemaal bij mij paste. Ik wilde er niet volledig mijn eigen naam aan verbinden, die trouwens sowieso niet geschikt is als artiestennaam. Paradise Oskar dekte goed wie ik daar wilde zijn, op een wat ironische manier.

Dus het was niet per se een hommage aan Astrid Lindgren?
Toch ook wel. Dat personage uit Rasmus en de landloper is geweldig. Ik wou dat mensen dachten zoals hij. Maar het was ook gewoon voor de lol. Want zeg nou zelf: als je Paradise Oskar hoort dan denk je toch aan een halfnaakte discodanser uit de seventies met haar op zijn borst? Ik zet mensen gewoon graag op het verkeerde been. Maar er zijn nog altijd vrienden die me vragen waarom ik mezelf in godsnaam zo noemde. Dat gaat altijd zo bij mij. Als ik ooit echt succesvol word, dan zal dat zijn ondanks, of dankzij, het feit dat ik obstakels voor mezelf opwerp en mezelf steeds weer in onhandige situaties manoeuvreer. Maar ik hoorde laatst iemand in een podcast zeggen dat de beste weg naar succes is: meer falen dan anderen. Dus dat is mijn weg – falen en falen en falen en dan weer opstaan en verder gaan.

Misschien is Paradise Oskar als boekpersonage te onbekend?
Niemand in Finland weet wie Paradise Oskar is. Dat had ik van tevoren moeten bedenken: als je intertekstuele grapjes wilt maken moet je weten wat het referentiekader van het publiek is. Ik had beter een personage uit Harry Potter kunnen kiezen. Nu denk ik daar, bij het schrijven van songs, elke dag aan. Om de tekst cool en hedendaags te maken gebruik ik graag, in de Finse liedjes vooral, intertekstuele verwijzingen. Dus dan moet ik bedenken: welke boeken of welke personages kent het publiek? Mensen kennen bijna geen boeken, dus dat is nog niet zo gemakkelijk. Iets van tv-programma’s, dat kan wel. Maar kennen dertien-, veertienjarigen, het doelpubliek van veel moderne popartiesten, Friends nog wel? Kennen ze Gossip Girl, of The OC? Dat moet je weten. Anders ga je de mist in door een fantastisch liedje te schrijven, maar voor de verkeerde mensen.

Heb je destijds alleen Da da dam ingestuurd?
Ja. Alleen bij dat liedje had ik het gevoel dat het niet honderd procent ‘mij’ was, maar dat het dat voor dit project wel zou kunnen zijn. De rest van de songs was te eigen, en die wilde ik niet blootstellen aan Eurovisie.

Het is een liedje dat een verhaal vertelt.
Ja, op die manier was het misschien erg on-Eurovisie. Zonder het festival had het waarschijnlijk ook gewerkt. Misschien zelfs beter. Toen ik het schreef bedoelde ik het min of meer als een middelvinger naar iedereen die niet in het milieu geïnteresseerd was. We zeggen het een en doen het ander, dat vond ik, we kloten maar wat aan, en kijk nou eens goed naar dit jongetje. Waarschijnlijk luisterde ik in die tijd naar protestsongs uit de jaren zestig. Het was een boos hippieliedje. Maar voor de meeste mensen kwam het niet zo over. Ze dachten dat het een lief red-de-wereld-liedje was, wat eigenlijk weer een geluk bij een ongeluk was, want blijkbaar wilden ze dat horen. Als mensen naar popmuziek luisteren dan zitten ze niet te wachten op een fuck-you-song. Het is dus eigenlijk prima dat het ze ontroerde. Ik dacht alleen wel een tijdje: kut, nu ben ik die blije wereldverbeteraar.

Waarom heb je het Da da dam genoemd, en niet bijvoorbeeld Peter saves the world?
Dat da-da-dam gedeelte kwam helemaal op het eind van het schrijfproces, daarvóór miste het iets van ironie, het was lief en mooi, maar het naïeve ontbrak. En er was geen duidelijke titel, dus misschien kwam ik wel op dat da-da-damgedeelte, juist omdat ik een titel zocht. Toen ik eindelijk die naïeve draai gevonden had, dacht ik: dit zullen de mensen onthouden, dus laat ik het zo maar noemen.

De beginzin is opvallend: Peter is smart, he knows each European country by heart.
Toen ik net begon met liedjes schrijven kon de tekst me niks schelen. Die was een vehikel voor de melodie. Maar na een tijdje raakte ik gefascineerd door het schrijven en toen realiseerde ik me dat de reden dat ik niet naar teksten luister is dat ik ze niet begrijp, of dat ze niet interessant genoeg beginnen. Als de eerste regels zijn: ‘I was walking down the street, it was a beautiful day, the girls were smiling hey hey hey,’ dan zegt me dat niks, omdat het duidelijk niet aan mij geadresseerd is. Maar als de tekst begint met iets heel radicaals, of iets als: ‘Hey, I’m gonna shoot you in the head, ‘cause I know what you did last night and I know you did it in my bed,’ dan denk je: wát, heb ik dat nu goed gehoord? De tekst moet de luisteraar aan het begin van de song een zetje geven. Vlak voor en vooral ook na Eurovisie ben ik echt een studie gaan maken van songwriting, en ben ik gaan begrijpen dat het niet alleen maar een emotioneel proces is. Het is fascinerend dat je heel bewust iets kunt maken, waarmee je drie minuten van iemands leven steelt. En dan kun je een politiek idee overbrengen, of, wat ik nu liever doe, een bepaalde manier van leven in hun hoofd planten. Ik wil zo graag dat mensen voorbij hun gewone gedachten denken, dat ze zeggen: wat hij daar zegt heeft wel iets. Met een songtekst verander je de mensen niet, maar als ze op het juiste moment naar de juiste zin luisteren dan kan die wel de trigger zijn voor iets dat ze zich opeens realiseren. Als ze in de nachtbus zitten, het net uitgemaakt hebben met hun liefje en opeens die ene perfecte tekstregel horen, dan onthouden ze die misschien de rest van hun leven.

En dan heb je nog de muziek.
Ja, die bepaalt de stemming en trekt de mensen het lied binnen. Ze horen altijd eerst de melodie en dan pas de tekst. Je moet dus heel voorzichtig opereren. In deze tijd gaat het vooral om toffe producties, en er moet al in het begin iets instant-provocatiefs zijn, iets dat maakt dat je niet als een kopie van iemand anders klinkt.

Hoe belangrijk is het refrein?
Ik ben een traditionele songschrijver. Ik hou vooral van de songs zoals we die in de sixties hoorden, en nu nog steeds in de Amerikaanse rootsmuziek. Meestal zijn die opgebouwd rond een heel goede one-liner, een goede punchline. Natuurlijk, je hebt een ‘hook’ in het begin nodig om de luisteraar aan te klampen, maar uiteindelijk is de grootste oogst binnen te halen met de punchline uit het refrein. Daar deel je de klap uit. Het kan een slimme samenvatting van je onderwerp zijn, of een regel die je hele onderwerp naar een ander niveau tilt. Ik ga weleens naar van die songwriterorganisatieparty’s en er is een man, een belangrijk persoon van een platenlabel, die dan altijd naar me toe komt en tegen me zegt: ‘Dat ene liedje op je plaat, die punchline daar…’

En dan heeft hij het over…?
Over Dear mother. Sorry, het is raar om zo over je eigen songs te praten. Ik ben niet meer zo heel gelukkig met dat liedje nu, het is me iets te monotoon, maar die eindregel is nog altijd een van de beste die ik ooit bedacht heb. De hoofdpersoon praat tegen en over zijn moeder, en pas op het eind zegt hij: ‘Dear mother, nothing is set in stone – except your name.’ Waardoor het hele lied in een ander daglicht komt te staan.

Veel van de liedjes op je album hebben een tijdlijn. Tijdens het lied verstrijkt de tijd. Ook daardoor ben je een verhalenverteller. Er zijn zelfs personages. 
Ja, die personages… Dat haat ik tegenwoordig.

Waarom?
Het gebruikmaken van personages kan heel verwarrend zijn, en het wordt soms ook wat afstandelijk. Als je een lied wil schrijven dat onder je huid kruipt, moet je dat niet in de derde persoon doen. Bij Da da dam werkt het omdat het een song met een boodschap is en niet per se een emotioneel liedje. Maar als je een meisje duidelijk wil maken dat je gek op haar bent, dan helpt het natuurlijk niet als er behalve zij en ik nog een derde persoon in de tekst aanwezig is.

Was je op het festival een zanger of een verhalenverteller?
Absoluut een verhalenverteller. Of een songwriter. Minder een artiest. Ik vind het niet erg om in de schijnwerpers te staan, maar ik ben niet zo’n jongen die een kamer binnenkomt en meteen de aandacht opeist.

Wat gebeurde er met je toen iedereen begon te juichen op het moment dat achter jou, op de videowand, het beeld van de aarde oprees?
Dat was mooi. Maar zo’n moment is te groot. Je kunt het niet bevatten. Wat jammer is, want je zou willen dat je alles kunt aanvaarden. Maar er was gewoon geen tijd om over het geheel na te denken. Ik was waarschijnlijk heel geconcentreerd op de tekst, en op het publiek, op de camera’s, op de oortjes die ik in had. Natuurlijk kreeg ik wel iets van de vibe uit het publiek mee. Het Eurovisiepubliek is gek, ze zijn de hele tijd uitzinnig. Maar weet je, ik zag die globe zelf niet. Mijn uitzicht was heel anders. Het was net alsof we niet in dezelfde ruimte waren. Ik was de enige persoon die een andere kant opkeek!

Was je zenuwachtig?
Ik was behoorlijk chill in die dagen. De mensen om me heen waren nerveuzer. Ik had gewoon mijn liedje, ik was er trots op, ik wist hoe ik het moest doen, er was niet veel dat mis kon gaan.

Is het zo’n gemakkelijk liedje om te zingen?
Niet echt, eigenlijk, maar ik was destijds als zanger niet goed genoeg om me dat te realiseren. Nu is dat heel anders, ik zou nu ook veel meer repeteren. Maar ook tijdens de puntentelling was het ontspannen. We waren er al twee weken, en dan is dat laatste eindje maar zo’n klein gedeelte. Ik zat in de green room met mijn producer, die een goede vriend van me is, en wij waren eigenlijk de aliens daar. Eurovisie was een feest waar we niet pasten, maar waar we het toch naar onze zin hadden.

Je hebt weleens gezegd dat je vond dat je een zondagsleven had. Vind je dat nog steeds?
Drie jaar geleden besloot ik geen optredens meer te doen en me te concentreren op songwriting. Sindsdien heb ik soms het idee dat ik geen écht werk doe. Twee keer per jaar krijg je je royalties, en dus weet je nooit hoeveel geld er zal binnenkomen. Sommige jaren had ik een paar liedjes die uitgevoerd werden, andere jaren helemaal niks. Daarom is het goed dat ik ernaast nog steeds studeer. Na het jazz- en popconservatorium ben ik naar de muziekacademie gegaan, feitelijk om een songschrijfdiploma te behalen, maar ik doe ook muziektheorie en muziekgeschiedenis. Als je studiefinanciering wil behouden moet je een bepaald aantal colleges volgen. Soms betaal ik daar ook een gedeelte van terug. Ik zou eventueel ook een groot voorschot van een platenlabel aan kunnen nemen, in de hoop dat ik ze een hit lever, maar dat past niet bij me. Ik hou er niet van om iemand iets verschuldigd te zijn, en ik wil ook niet in de positie belanden dat ik allerlei rotzooi moet schrijven om aan mijn verplichtingen te voldoen. Het is jongleren tussen de tijd die ik heb en het betalen van de rekeningen, maar ik heb nu de vrijheid om veel te reizen en om veel tijd in de studio door te brengen. Vorig jaar heb ik schrijfdagen gehad in Berlijn, in Londen, in Los Angeles. Daarmee kan ik ook nieuwe contacten opdoen en uitvinden waar mijn liedjes het beste passen. Dit jaar ben ik weer wat meer op mijn eigen muziek gefocust, maar ik heb inmiddels honderden sessies gedaan, in verschillende landen, met verschillende co-auteurs, met beginners en met mensen die al veertig jaar bezig zijn. Het gaat allemaal om de klik die je hebt met de ander, maar ook om de vorm van de dag, er kan altijd van alles gebeuren.

Je schrijft nu altijd met anderen?
Meestal wel. Vooral als het over productie gaat. Dat is veel efficiënter. Ik kan het ook wel alleen, maar dan moet ik op teveel elementen tegelijk letten en dan verlies ik mijn concentratie. Als een song echt goed lukt bewaar ik die voor mezelf, die gaat dan in de map met ‘Heel Goed’, maar vaak is er ook een verzoek voor een bepaald soort nummer. Ik werk dus voor Elements Music en die regelen sessies of camps, en dan schrijven we voor Finse of  internationale acts.

Hoe gaat zo’n camp?
Meestal is dat voor één bepaalde artiest. Voor de Finse topartiest Isac Elliot bijvoorbeeld, een Justin Bieber-achtige zanger. We zijn twee dagen bij elkaar en zijn team legt uit wat ze willen. We zijn dan met z’n twintigen en vormen teams van drie of vier schrijvers.

Moet je de artiest kennen om een goede song te schrijven?
Dat hoeft niet per se. Maar een meisje dat ik heel goed en knap vind, Julia Michaels, een van de succesvolste songwriters van dit moment, ze schreef voor Gwen Stefani, voor Selena Gomez en voor Justin Bieber, zei in een interview dat ze eerst met de artiest gaat praten. Vaak is dat iemand die ze daarvoor niet kende, ze luistert naar waar hij of zij mee bezig is, naar zijn zorgen en problemen, en dan schrijft ze iets waar die artiest wat mee kan. Zo doe ik dat ook. Ik voel me soms een therapeut die probeert te graven in iemands leven. Je kunt niet gewoon aanbellen, hallo zeggen en een lied gaan schrijven. Je sluipt als het ware om iemand heen en probeert iets te ontdekken dat interessant is, maar ook weer niet voor de hand liggend.

Wordt alles wat je schrijft ook uitgevoerd?
Nee, veel van de songs die gemaakt worden gebruikt de artiest uiteindelijk niet. Ik denk dat ik de laatste vijf jaar zo’n vierhonderd liedjes geschreven heb. De meeste waren niet zo goed, maar een paar waren wel erg goed, en zelfs van die geslaagde songs zijn er heel wat nog niet uitgebracht. Om allerlei redenen. Artiesten veranderen van stijl, of er zijn platenmaatschappijproblemen. Ik werk veel met nieuwe artiesten, want ik hoor niet bij de beroemdste songwriters, dus ik word niet voor de allerbelangrijkste sessies gevraagd. Maar afgelopen jaar werkte ik bijvoorbeeld veel met Madeline Juno, met haar heb ik een paar heel toffe dingen gemaakt. Een paar jaar geleden deed ze mee aan de Duitse voorronde van het songfestival, daar hebben we het onlangs nog over gehad. Haar nieuwe album is echt fantastisch, ik denk dat ik aan vier songs meegeschreven heb. Een liedje heet No words, en dat is een goed voorbeelden van hoe ik met een artiest samen heb kunnen werken. Zij vertelde dat ze klaar was met het verwerken van een relatie die uit was gegaan, dat ze er geen woorden meer voor over wilde hebben, en ik kon op dat idee doorgaan.

Wat heb je geleerd aangaande songschrijven, in de laatste jaren?
Toen ik er als amateur mee bezig was maakte ik soms de fout om in een tekst precies te zeggen wat ik voelde. Je zou denken dat dat juist de bedoeling is, maar het punt is dat het niemand iets doet, want het wordt dan niet meer dan: ‘Ik hou van jou, waarom hou jij niet van mij?’ Erg uniek klinkt dat niet. Je moet leren om iets te zeggen zonder het te zeggen. Om ‘Ik hou van jou’ te zeggen, zonder de woorden ‘Ik hou van jou’ te gebruiken. Als je iemand ervan wilt overtuigen dat je van haar houdt, dan wil je niet dat zij dat ter kennisgeving van je aanneemt, je wilt dat ze voelt dat je van haar houdt. Je moet dus een metafoor gebruiken, een beeld, of een omweg. Zeg liever: ‘Ik wil de rest van mijn leven twee minuten eerder wakker worden dan jij, want dan kan ik koffie voor je maken en zachtjes op mijn gitaar spelen en dan jou in die geur en met dat geluid wakker zien worden,’ en wedden dat ze dan denkt: O mijn god, die jongen houdt écht van me! Terwijl ze, als je voor de zoveelste keer zegt: ‘Schat ik hou van je,’ waarschijnlijk reageert met: ‘Oké, cool, zullen we maar gaan ontbijten dan?’

Wat wil je nog bereiken?

Ik wil, door mijn schrijven, mensen helpen. Een artiest als Isac Elliot, die nog heel jong is en zelf geen liedjes maakt, bijvoorbeeld: als ik voor hem werk dan probeer ik te schrijven alsof ik hem ben. Of nee: ik wil geen Isac-Isac zijn, ik wil de Isac zijn die ik wil dat hij is. Of de Isac die zijn publiek wil dat hij is. Ik probeer details uit zijn leven te verwerken in de tekst, zodat ik iets maak dat voor hem aanvoelt als persoonlijk. Over echt persoonlijke zaken kan ik niet schrijven, althans niet voor tieners, want ze zouden zich er niet in herkennen. Sommige van de liedjes die ik voor mezelf geschreven heb zijn misschien gewoon te moeilijk. Maar dat geeft niet, want ik focus op popmuziek om in staat te zijn mijn eigen songs te maken. Die zijn niet eens zo oncommercieel, maar ik ben als persoon nu eenmaal niet per se interessant voor een heel groot publiek. Dat geldt voor Isac wel, die een jonge jongen is die door veel jonge meisjes leuk gevonden wordt.

Hoe vol is die map met goede liedjes voor jezelf?
Die map is heel, heel vol. Ik vind het erg leuk om voor anderen te schrijven, maar ik kan dan natuurlijk niet altijd doen wat ik wil. Ik ben begonnen met muziek te schrijven omdat ik dingen voor mezelf wil ontdekken, omdat ik punchlines wil vinden die me doen glimlachen, en ik denk dat, hoe meer ik voor anderen schrijf, hoe meer ik behoefte heb aan liedjes die helemaal van mij zijn. Hoe meer je leert van het schrijven voor anderen, hoe meer je ook leert dat er niemand is als jijzelf. Soms kom je er dicht bij in de buurt, zoals Bonnie McKee die voor Katy Perry schrijft, en Sia voor Rihanna. Dus misschien heb ik nog weleens het geluk om zo iemand te ontmoeten.

Intussen lijkt dat dan toch te leiden naar dat jij zelf weer gaat optreden…
Het heeft voor mij niet heel veel zin om mijn eigen liedjes hier in Finland te zingen. Daar is niet echt een publiek voor. Ik bedoel: het is wel popmuziek wat ik maak, het is melodieus en catchy, maar het is niet zo eenduidig en direct. Misschien moet ik vertrouwen op mijn oude manier van de dingen aanpakken: gewoon een single en een clip maken en dan maar zien wat er gebeurt. Misschien vindt het publiek mijn muziek dan ook wel. Ik ga in elk geval niet op zoek naar een contract bij een groot label of zo. Zo’n soort popster wil ik niet zijn.

En dan dus ook weer zingen?
Meer op internet, denk ik. Ik zie me nog niet elke pizzeria aflopen om te vragen of ik daar mag optreden. Ik ken het circuit ook niet. Ik ga niet naar alle nieuwe bandjes die optreden in Helsinki. Maar ik kan me ook geen nieuwe instrumenten en versterkers veroorloven, dus ik moet eerst muziek releasen en dan pas aan optreden denken. Daar zal wat tijd overheen gaan. Maar het zal wel leuk zijn om weer eens een live optreden te doen.

En dan moet je over een nieuwe projectnaam nadenken.
Ja, dat was de grootste en ergste les die ik geleerd heb: kies een goede naam. Ik ben goed in het kiezen van de titels van songs, maar een bandnaam…

O, je wilt een band formeren? Niet meer solo?
Ik werk aan verschillende projecten tegelijkertijd. Maar op dit moment klinkt wat ik maak meer als een bandje. Dus het zou verwarrend zijn als ik dan gewoon mijn eigen naam gebruik. En ik heb ook het idee dat die meer zou passen bij naakte, akoestische liedjes.

Wordt het weer Engelstalig? Zweeds? Fins?
Dat weet ik als de tijd rijp is. Als je zoveel voor anderen doet ga je hoge eisen stellen aan de productie van je eigen werk. Ik wil dat wat ik maak nog beter is dan wat anderen maken. Dus ik ben ook met zanglessen bezig, met professionaliseren op elk vlak. Als de magie klopt, zal ik het merken.

En het schrijven van verhalen, is dat niet iets wat je trekt?
Hm ja, misschien, dat zou kunnen. Ik hou wel dagboeken bij en zo. Nu draait mijn leven om de muziek, maar als ik ooit voldoende succes heb als artiest en even niet goed weet wat ik verder wil doen, dan ga ik waarschijnlijk een jaar vrij nemen,  ergens in een vakantiehuisje zitten en elke dag een paar uur schrijven. Ook daarvoor zal ik weer voldoende geobsedeerd moeten zijn. Maar voor ik iets van betekenis kan schrijven, moet ik eerst nog veel meer gelezen hebben. Hoe stupide zou het zijn om iets te verzinnen en dan te beseffen dat Charles Bukowski het al eens gedaan heeft, alleen dan honderd keer beter. Ik hou van Murakami, met zijn magisch-realistische invloeden. Misschien wil ik ooit iets in die richting proberen. Of wat voor kinderen, en dan natuurlijk iets dat beïnvloed is door Astrid Lindgren. Of een mix van alles: iets sprookjesachtigs, gemengd met Bukowski, over een krankzinnig dronken jongetje haha. Het zou in elk geval iets moeten zijn dat anders is. Maar dat is natuurlijk onmogelijk: de wereld loopt over van mensen die iets origineels willen schrijven. Waar het om gaat is iets dat goede songwriters ook doen: we zoeken naar een geheim, en dat geheim willen we doorvertellen aan zoveel mogelijk mensen.

Jij hebt dus wel altijd een publiek nodig?
Eigenlijk wel, ja. Ik geef geen fuck om wat mensen denken, en toch wil ik ze deelgenoot maken van iets wat ik heb ontdekt. Het lijkt wel een raar Jezus-complex, maar ik wil de mensen iets leren. Toen ik het luisteren naar podcasts ontdekte heb ik denk ik een heel aantal vrienden verloren, omdat ik ze alleen maar over podcasts aan het vertellen was. Kijk, en dat dat is dan meteen de echte reden dat ik geen sociaal leven heb ha ha.

Misschien zou het dan inderdaad een kinderboek moeten worden. Dat moet nieuw en origineel zijn, maar de schrijver moet ook nadenken over wie zijn lezers zijn.
Weet je, ik ben waarschijnlijk gek genoeg om het nog te gaan proberen ook.