Salam, salam, zo heet de laatste single van Hind. In dat nummer lijken allerlei invloeden uit haar leven bijeen te komen: in de tekst is er ruimte voor vrolijkheid én engagement (‘Salam’ is zowel een dagelijkse groet als een vredeswens, en aan het eind van het liedje zingen kinderen: ‘No more war, no more war’) en in de muziek horen we westerse én oosterse invloeden. Als dochter van een Nederlandse moeder en een Marokkaanse vader is dat dan ook wat Hind het meest typeert: ze staat middenin de wereld, houdt haar ogen open en kijkt zowel naar links als naar rechts. Een gesprek over standpunten en keerpunten.

Je staat bekend als een heel zelfstandig artiest, met een eigen label en een eigen studio.
Ja, ik ben de platenmaatschappij, ik ben de artiest, maar ik ben ook degene die alle gesprekken voert met de mensen binnen het team. Dat vind ik heel prettig omdat ik daardoor weet wat er speelt. Ik wil de touwtjes graag in handen hebben. Ook omdat in het verleden weleens is gebleken dat het niet zo liep als ik hoopte. Ik dacht bepaalde dingen aan anderen over te kunnen laten, maar dan zag ik mijn single in de winkel liggen met een spelfout op het hoesje. Dan dacht ik: hoe kun je daar zo makkelijk mee omgaan als ik mijn hele hebben en houwen in een plaat leg? Dat was de reden dat ik zelf meer controle over mijn werk wilde houden. Dan weet ik bij eventuele fouten zeker dat ik het mezelf kwalijk kan nemen, en niet iemand anders.

Ben je tevreden over je huidige werksituatie?
Ja, al is het soms moeilijk om de balans te vinden tussen de muziek en het zakelijke. De ene dag gaat dat makkelijker dan de andere. Als ik op mijn kantoor kom, is het heel verleidelijk om eerst mailtjes te gaan beantwoorden of mensen te gaan bellen, maar als ik mezelf heb voorgenomen om liedjes te gaan maken moet ik dat niet doen. Soms bijt het elkaar. Als ik in de studio ben moet mijn telefoon uit, ik wil niet dat mensen me bellen terwijl ik in een sessie zit. Stel je voor dat ik dan net een mooie zin in mijn hoofd heb! Maar over het algemeen is het heel prettig om in control te zijn en de mensen uit te kiezen waarmee ik mag werken. Door hen heb ik een bepaalde energie om me heen waar ik gelukkig van word.

Dat in control willen zijn, komt dat door die eerdere ervaringen, of past dat bij je karakter?
Dat eerste.

Je was vroeger niet zo’n kind dat alles om zich heen in de gaten wilde houden?
Nee, maar ik vond altijd al wel: als ik iets doe, moet ik het goed doen. Bij alles.

Ben je met een nieuw album bezig?
Er staat iets heel bijzonders te gebeuren in mijn leven. Waar het op neerkomt is dat ik naar het buitenland ga, naar Los Angeles, en daar met een fantastisch team aan het werk ga. Dat speelt nu sinds anderhalve maand en het is zo serieus dat ik eventueel zelfs bereid ben om te verhuizen.

Echt waar?
Het is heel heftig en heel mooi. Ik ga eerst een maand op proef en dan hoop ik dat ik, als ik terugkom, tien tracks heb. In die maand zullen zich allerlei creatieve dingen afspelen en ik zal er dan gaandeweg wel achter komen wat we verder gaan doen. Ik sta echt op een keerpunt in mijn leven. Heel eng. Maar als meisje heb ik gedroomd van deze kans. Daarom zeg ik ook: als het nodig is ben ik bereid mijn spullen te pakken en een nieuwe start te maken.

De single die je nog niet zo lang geleden hier nog hebt uitgebracht, Salam salam, kende een mix aan stijlen.
Ik luister vaak naar Kygo, een Noorse dj die veel remixen maakt. Door zijn tracks heb ik me laten inspireren. Het oosterse is natuurlijk altijd aanwezig geweest in mijn liedjes, en nu dacht ik: hoe kan ik die twee werelden, west en oost, op een nieuwe, frisse manier samenbrengen? Ik wilde dat de tekst een boodschap had, maar ik wilde ook dat het liedje vrolijk en dansbaar was. Gedurende het maakproces komen al die dingen dan samen. Het is een kwestie van uitproberen en op een gegeven moment weet je dat het goed is.

Op je tweede album, Halfway home, was die gemengde invloed ook heel duidelijk. Op je derde, Crosspop, weer minder.
Klopt, ik vind het leuk om daarin te variëren. De ene keer kun je de oosterse inslag aan mijn uiterlijk zien, aan de henna-tekeningen of de buikdansriemen, een andere keer zit het in de ut, het muziekinstrument dat je hoort, of een koortje dat een Arabische ondertoon heeft. Ik laat me per productie opnieuw inspireren. Het is niet zo dat ik bij voorbaat zeg: deze song moet een Arabisch tintje krijgen. Nee, het moet organisch ontstaan. Ik weet ook nog niet wat ik in Los Angeles ga doen. Dat moet iets anders worden, iets wat ik nog niet eerder heb gemaakt. Met de producer daar heb ik dat gesprek net zo gevoerd. En het eerste dat hij zei was: ‘Dat Arabische is wat jou uniek maakt. De uitdaging is om samen te gaan zoeken naar de sound die jou doet verschillen van anderen.’

Ga je dan ook weer in het Arabisch schrijven?
Nee, ik blijf wel Engelstalig. Ik heb geen behoefte om in het Arabisch te zingen.

Op je tweede cd kwamen Arabische tekstgedeeltes voor.
Ja, in Ya wili bijvoorbeeld, dat is waar. Maar het is niet mijn eerste taal, daarom voelt het voor mij nu niet natuurlijk om in het Arabisch te gaan zingen. En ik wil de hele wereld in. Dus dan is Engels het makkelijkst.

Luister je veel naar Arabische muziek?
De Libanese Fairuz, samen met Umm Kulthumm de belangrijkste zangeres van de Arabische wereld, heeft een essentiële bijdrage geleverd aan mijn jeugd. Zij heeft ervoor gezorgd dat ik naar oosterse muziek ging luisteren en dat ik dat op een natuurlijke wijze ging mixen met de popmuziek. Want ik ben natuurlijk gewoon hier geboren. Dat is zo leuk aan hoe je als kind wordt beïnvloed: je smaak kan alle kanten op. Op weg naar Marokko luisterden wij echt letterlijk naar Michael Jackson én naar Fairuz. Die twee werelden gaan eigenlijk niet samen, maar bij ons wel. Mijn zus Mouna, die dansvoorstellingen maakt, heeft dat ook. Soms danst ze heel sierlijk met haar handen en buik, maar dan is het weer superstrak en westers.

Wat spraken jullie thuis?
Marokkaans en Nederlands. En nu ben ik via een talencursus standaard Arabisch aan het leren, waardoor ik bijvoorbeeld het Egyptisch zou kunnen verstaan.

Waarom wil je dat?
Omdat ik tekort kom in interviews. Als je de taal niet goed kent sta je daar gewoon voor paal. En ik zou het ook heel fijn vinden om het nieuws te zien en alles te begrijpen.

Af en toe schrijf je erg geëngageerde teksten, zoals Ashamed en Ya wili.
Dat soort nummers komen of komen niet. Dat plan ik niet van tevoren. Ashamed kwam er omdat ik ambassadrice was van Vluchtelingenwerk Nederland. Ik móést dat nummer schrijven. Ya wili was naar aanleiding van een reis naar India, die veel indruk op me heeft gemaakt. Ten tijde van mijn derde album was die drang dus wat minder. Maar met Salam, salam weer wel. Dat liedje heeft te maken met alles wat er de laatste jaren speelt. Ik had echt het gevoel: ik moet een liedje schrijven waarin mensen samenkomen.

Wat bedoel met ‘alles wat er de laatste jaren speelt’?
De boodschap van Salam, salam gaat niet alleen maar over IS, maar ook over het feit dat we niet weten hoe de wereld er over vijftig jaar uitziet, door alle veranderingen in het klimaat. Dat is angstaanjagend. Toen ik klein was hadden we in december en januari alle dagen sneeuw. Ik heb zoveel geschaatst… Waar zijn die winters gebleven? Ik ben pas eenendertig, zo lang geleden is dat niet. En dan alle haat en discriminatie, of de technologie die ons overspoelt. Als je ziet hoe kinderen nu met elkaar communiceren… Ik vind dat niet normaal. Nou, daarover gaat het allemaal en dan nog over heel veel andere dingen ha ha. Maar ik ben nooit een zangeres geweest die een politiek statement wil maken. Ik ben vooral muzikant en ik wil dat de mensen naar mijn songs luisteren omdat ze ze mooi vinden. En als ze toevallig horen dat er nog een boodschap in zit is dat mooi meegenomen. Ik wil dat mensen naar mijn concerten komen en van mijn liedjes genieten, en dat het niet uitmaakt waar ze geboren werden of wie ze zijn. Dat ze bij wijze van spreken kleurloos naar mijn muziek kunnen luisteren.

Maar je zei net wel dat je allerlei dingen hebt gezien waar je over móést zingen.
Dat ontstond dan gewoon. Ik doe eigenlijk alles op gevoel. Dat is waar het bij mij om draait. Als ik nu hoor wat ik tien jaar geleden heb opgenomen, dan denk ik soms: ja, echt? En: oh die stem, oh die productie… Maar ja, op dat moment stond ik erachter. En er zijn natuurlijk altijd liedjes die overeind blijven. Ashamed heb ik een week geleden nog gezongen.

Geldt dat ook voor Your heart belongs to me, je songfestivalliedje?
Dat zing ik niet meer zo vaak. Het hoorde echt bij die songfestivaltijd. Hoewel het grappige is dat ik het schreef toen ik achttien was.

Heb je het idee dat het festival veranderd is sinds jij er aan meedeed?
Enorm. Ik heb er geen profijt van gehad. Ik baalde daar toen van, mijn deelname viel midden in de tijd dat er weinig belangstelling was. Niemand wist dat ik meedeed, bij wijze van spreken. Het liedje heeft niet de aandacht gekregen die het verdiende. Toen de TROS de organisatie ging doen werd het groter, maar in mijn jaar was er niet eens een nationale televisie-uitzending. Ik presenteerde mijn single in een programma van Claudia de Breij, terwijl het, net als andere jaren, toch gewoon een mooi eigen moment verdiende.

Eigenlijk had je nu mee moeten doen.
Nee. Daar geloof ik niet in. Alle dingen die ik in het verleden meemaakte hebben zo moeten zijn. Nu sta ik voor andere keuzes in mijn leven. Ik zou ook niet nog een keer mee willen doen. Het was toen en het was goed. Ja, het was teleurstellend dat we niet naar de finale gingen, maar ik heb in die periode wel heel veel lol gehad en veel geleerd. Ik vond het prachtig om met zo’n professioneel team te werken, een team dat ik zelf uit mocht kiezen: mijn dansers, mijn backings, Mart Visser, die de outfits maakte, de regisseur die met ons meekeek, de choreograaf. Je bent een halfjaar lang met dat team aan het werk om die drie minuten zo strak en zo goed mogelijk neer te zetten. Ik hou van die fase, je weet dat je met elkaar iets moet maken wat belangrijk is, straks, op die fantastische stage, met dat geweldige licht. Alleen de Servische regie was een drama. Die hebben mijn achtergrondzangeressen en dansers in het donker gezet. Iedere regisseur ziet dat dat niet klopt.

Salam, salam duurt 2 minuten en 59 seconden, de lengte van een songfestivalliedje. Dat zou heel geschikt geweest zijn, denk je niet?
Héél goed. Ik vind het jammer dat het nog niet is opengebloeid. Mijn nichtjes en neefjes zeggen heel vaak: ‘Tante Hind, Salam, salam, salahaham.’ En dan zingen ze: ‘No more wars, no more wars.’ Het is gewoon een heel positief liedje. Maar ik geloof niet dat het moment voorbij is. Als muziek goed is en een tweede kans nodig heeft, dan kan dat altijd nog gebeuren.

Wat je teksten betreft: zijn er zinnen in je liedjes waarvan je, als je je zingt, denkt: ja, dit is precies wat ik wilde zeggen, hier ben ik gelukkig mee.
Halfway home, die titel zegt ook heel veel. I’m halfway home I’m never alone. Omdat ik eigenlijk nooit helemaal thuis ben. Maar ook nooit helemaal alleen. Hier niet, en in Marokko niet. Daarom kan ik nu ook heel makkelijk verhuizen, denk ik. Het voelt ook wel alsof ik hier weg moet.

Waarom?
Hoe moet ik dat omschrijven? Misschien heeft het te maken met alles wat ik de afgelopen jaren heb meegemaakt. Ik ben op zoek naar een ander soort energie in mijn leven. En ik hou van die Amerikanen, ik hou ervan dat iemand zegt: hé, succes met je carrière en gewéldig wat je allemaal hebt gedaan. Liever dat, een beetje over the top, dan die mentaliteit hier. Mensen zijn heel erg op zichzelf en de sfeer wordt alleen maar harder. Dat komt door datgene wat zich afspeelt in Nederland op het gebied van politiek en onze multiculturele samenleving, waarin lang niet alles meer kan of mag, maar ook gewoon door de instelling van de Nederlander. De kritiek staat altijd voorop. Eerst wordt er een mening geroepen en daarna kijken we of die klopt. Zo ben ik niet opgevoed, zo staan mijn ouders niet in het leven. Ik denk vaak: waarom moet je dit zeggen? En dat de politiek steeds extremer wordt is niet fijn, maar het is niet de hoofdreden dat ik weg wil.

We gaan je dus verliezen.
Misschien. Maar ik hou ook van Nederland, en het allerleukste voor een artiest is om in je eigen land succes te hebben, op televisie te komen, in de bladen te staan. Alleen, als ik nu zo’n switch ga maken, dan kan het even duren voor ik hier weer te zien ben. Maar de verbinding zal ik altijd blijven onderhouden.

Je kiest nu voor het Engels, maar je hebt ook weleens in het Nederlands gezongen.
Bij gelegenheden doe ik dat heel graag. Ik hou van speciale projecten. Over de muur, met het Metropole Orkest, bijvoorbeeld, of het liedje dat ik voor SpangaS zong, Morgen. Of een liedje voor Het Klokhuis, over brandwonden, dat vond ik zo prachtig om te doen.

Zou je willen schrijven over de redenen die je hebt om een tijdje weg te gaan?
Nee, dat laat ik aan de politiek over. Waar ik wel over wil schrijven – al weet ik nooit of het eruit gaat komen, want ik laat alles los – is de vluchtelingenproblematiek en alles wat er in Europa gebeurt. Dat gaat me erg aan het hart. Ik ben jarenlang ambassadrice geweest voor Vluchtelingenwerk Nederland. Ik bezocht asielzoekerscentra en uitzetcentra, om te begrijpen wat Vluchtelingenwerk deed en doet. Er zijn maar weinig mensen die zich realiseren wat er met je gebeurt als je je huis moet verlaten, als je vlucht en asiel aanvraagt en dan helemaal opnieuw moet beginnen. En hoe je niet altijd even leuk of vriendelijk wordt behandeld. Sterker nog, diegenen die geen schrijnend geval genoemd worden moeten terug. Die zitten in een uitzetcentrum, en dat is gewoon een halve gevangenis. Daar word je een paar keer per dag gelucht. In Nederland is dat allemaal nog ‘goed’ geregeld, maar nog steeds zouden mensen dat proces zelf eens mee moeten maken om te begrijpen wat voor een effect het op je heeft. Ik zou niet goed weten wat het met mij zou doen. Wat er nu gebeurt, dat overal allerlei deuren dichtgaan, is misschien wel begrijpelijk, want op een gegeven moment moet een land zijn grenzen stellen, maar het is ook heel cru. De wereld is zo groot, en we hebben in Nederland genoeg plekken voor opvang. Ik snap heel goed dat dat een gevoelig punt is, en ik snap dat de politiek soms statements moet maken, en ik zie ook dat half Duitsland tegen Angela Merkel zegt dat ze te ver gaat. Maar ik probeer me als mens in vluchtelingen te verplaatsen. Daar wil ik graag over schrijven. Ik lees elke dag de krant, ik kijk elke dag naar het nieuws, maar ik word er niet gelukkig van. Toch wil ik weten wat er in speelt, zodat ik eventueel kan inhaken op situaties, hoe dan ook, wat dan ook. Ik vond het heel goed dat we die foto van dat verdronken vluchtelingenjongetje op de voorpagina’s zagen. Want dat is wat er aan de hand is, dat is de realiteit.

Je wilt je ogen niet sluiten.
Ik ben ooit voor United Civilians for Peace naar Israël en Palestina gereisd. Ik ging daar in eerste instantie naartoe om met een Arabisch orkest op te treden. Maar ik dacht: ik ga naar een land waar ik de geschiedenis niet exact van ken. Toen heb ik die organisatie gebeld. Zij bepleiten een menswaardig bestaan voor Israëli’s én Palestijnen. Ze hadden net twee weken eerder een reis voor een minister georganiseerd, dus zij boden aan om mij op sleeptouw te nemen. Ik kreeg te zien wat de oorlog gedaan heeft met het land. Ik heb de verwoestingen gezien, de nederzettingen, we zijn bij mensen geweest waar de muur daadwerkelijk om hun woning is gebouwd, alleen de voorgevel is nog vrij. Zij vertelden dat ze vroeger een bedrijfje aan huis hadden en nu nauwelijks meer rondkomen. De reis was zo bijzonder omdat de oorlog daar over religies gaat, maar tegelijkertijd ben je in het land waar alle geloven samenkomen. Ik heb Jeruzalem gezien, ik ben in de El Aqsa moskee geweest, ik ben naar de Klaagmuur gegaan en naar de plek waar Jezus zou zijn begraven. En of je nou wel of niet gelovig bent, je voelt gewoon iets. Dat was heel bijzonder. Dat had ik nergens anders. Ik vond het zo tegenstrijdig allemaal. Daar heb ik nadien ook een nummer over geschreven, Jeruzalem ik hoop, heet het. Ik heb het ooit met het Metropole Orkest gezongen. Maar verder heb ik met pijn in het hart tegen de organisatie moeten zeggen dat ik niet meer voor hen kon doen. Ik kan me als artiest niet aan hen verbinden, want ik wil niet dat mensen met een kleur in hun gedachten naar mijn muziek luisteren. Maar toen ik thuiskwam was ik zo ontdaan en in de war dat ik weken nodig gehad heb om weer te acclimatiseren.

Dus wat je daar meemaakte, en op andere plekken, hield je bezig – maar tegelijkertijd moest je het loslaten, omdat je er als artiest voor iedereen wilt zijn. Dat lijkt me best ingewikkeld.
Ja, maar het heeft me wel gevoed, als mens. En als mens maak ik mijn muziek, dus het komt er op de een of andere manier toch wel uit. Ik lees jaar in jaar uit de kranten en elk land heeft zijn manier van berichtgeving. Pas als je ter plekke bent kun je écht weten wat er gebeurt. Ik was ook in Zuid-Afrika, jaren geleden, waar we naar een weeshuis gingen en optraden voor kindjes met aids. Dat heeft allemaal zijn sporen achtergelaten. En privé heb ik de afgelopen jaren door mijn relatie dan weer de heel andere kant gezien. [Hind was met miljardair Marcel Boekhoorn, EV] Het ervaren van al die tegenstellingen heeft me tot een completer mens gemaakt.

En op de een of andere manier werkt dat dan door in wat je maakt.
Ja. Misschien niet heel letterlijk, maar muzikaal gezien wel… Ik ben alleen heel voorzichtig. Ik wil mensen niet voor het hoofd stoten, of uitsluiten. Want dat is de kern, voor mij, van muziek: dat het voor iedereen is.

Maar liedjes hebben tekst, en jij wil ook niet enkel over liefde zingen.
Nee, dat klopt. Ik sta overal tussenin. Dat geldt voor mijn hele leven. Ik wil om me heen kijken, ik wil alles in me opnemen en ik wil er mijn eigen verhaal van maken.

Want tussen alles en iedereen in, halfway, ben je het sterkst?
Ja. Zo voelt dat voor mij.