JE MOET ERBIJ ZIJN

Misschien dat u dit jaar het Songfestival kijkt, al die gelukkige mensen in het publiek ziet staan en zich afvraagt: hoe is dat nou eigenlijk, om daar live bij te zijn? Is het leuk? Leuker? Leukst? Twijfel niet langer, Eurostory zette de verwachtingen en ontkrachtingen op een rijtje.

IS HET LEUK?

In de zaal is het één groot feest. Voor je het weet sta je een liedje te zingen met een groep Britten of ben je met een Belg in gesprek over wie de kanshebbers voor de finale zijn. Er wordt gehost, gedronken en gejuicht. En het is ieder jaar weer een kwestie van toeval óf, en wáár je in de zaal belandt. Om een kaart te bemachtigen moet je lid zijn van allerhande Eurovisie-organisaties en dan is het alsnog de vraag of je wordt ingeloot. Je hebt ook weinig grip waar je in de zaal belandt. Maar waar je ook wordt neergezet, het is er gezellig, en daarmee komen we op het tweede punt.

HET PUBLIEK

Ik krijg vaak de vraag wat voor mensen het festival nou bezoeken, en voor ik daar iets op kan zeggen heeft de vraagsteller vaak zelf al antwoord gegeven: die denkt dat je alleen maar tussen schreeuwende glitterhomo’s staat. Dat is dus helemaal niet zo: je komt veel gezinnen tegen, en er zijn evenveel jonge vrouwen, stelletjes van middelbare leeftijd als flamboyante gays. Omdat de verdeling per vak van loting afhangt, sta je dus ook in een diverse groep. Tijdens de tweede halve finale bevonden we ons naast een clubje mannen en vrouwen die onder de glitters zaten en Anja-shirts droegen, en werden we aan de andere kant geflankeerd door een gezin met vlaggetjes voor Macedonië.

Er wordt voor iedereen gejuicht. Het scheelt overigens dat Rusland dit jaar niet deelneemt, want toen ontstonden er toch wel flinke boe-koren, maar dit jaar lijkt iedereen elkaar alles te gunnen. Dat is meer dan aanstekelijk. Toen dinsdag België doorging deden wij met de Vlaamse delegatie, waar we toen naast tonden, de polonaise mee. Moldaviërs en Spanjaarden haakten aan.

LEUK VOOR JOU, ELLEN, MAAR HOE GAAT HET ER NOU ECHT AAN TOE?

Het is niet alleen maar gekeet en gejuich. Het kost vooral veel tijd om aanwezig te zijn, en dan tel ik de vliegreis nog geeneens mee (er komen mensen van over de hele wereld, bij de eerste halve finale was een flinke set Australiërs ter plaatse om Isaiah Firebrace aan te moedigen). De organisatie, altijd alert op onverwachte situaties, wil dat het publiek er ver van te voren is. Een half uur voor aanvang gaat de hele studio op slot en kan niemand er nog in of uit.

Afgelopen jaar, toen het festival in Stockholm plaatsvond, werd je verzocht om anderhalf uur voor aanvang binnen te zijn, dit jaar kreeg je een sms’je (!) van de organisatie dat je echt twee uur van tevoren aanwezig moest zijn. Dus je gehoorzaamt, je eet een flink bord pasta van tevoren en pakt de metro. Evenals afgelopen jaar werd het festival om veiligheidsredenen buiten de stad gehouden, en zo begeef je je op een druilerige dinsdagnamiddag naar een industrieterrein aan de rand van Kyiv, waar midden in een betonvlakte een soort vliegtuighangar staat, gedecoreerd met wat Eurovisiebanieren. In tegenstelling tot afgelopen jaar, waar in de Ericssonglobe 60.000 man paste, is er dit jaar slechts plek voor 10.000 toeschouwers.

Of dit met de strikte veiligheidsmaatregelen te maken heeft is onduidelijk, vast staat wel dat er ontzettend veel bewakers zijn, waar je ook kijkt. In de metro, op de platforms, rondom de venue. Je moet door verschillende kaartcontroles heen om binnen te komen, je gaat door metaaldetectoren, je moet je mobiel aan- en uitzetten om te bewijzen dat hij het doet, er zijn gemuilkorfde honden, boze gespierde mannen, je powerbank wordt doorgelicht, er vliegen drones over. De voorzichtigheid is voorstelbaar, want met 200 miljoen kijkers wereldwijd is het Songfestival het grootste televisiemoment van het jaar (ter vergelijking: de halftime show van de Superbowl trekt ‘slechts’ de helft van dat aantal kijkers). Het is makkelijker om de Gouden Koets in te komen dan de festivalhal.

Na de uitgebreide controles wordt het publiek verzameld in een soort voorportaal, waar je een uur lang vruchteloos probeert op de Wi-Fi te komen. Als dan eindelijk de deuren opengaan kom je in een hal waar het nog drie kwartier duurt voor je de zaal in mag. Dat is de keerzijde van er live bij zijn: het is wachten, wachten en nog eens wachten. Een echte feestsfeer is moeilijk op te bouwen in dat soort omstandigheden, dus je haalt een ijsje, koopt voor twintig cent een halve liter bier. Mensen zijn vrolijk maar niet uitgelaten.

Dat verandert gelukkig als je de zaal binnenkomt. Op televisie ziet het er heel groot uit, maar net zoals dat de studio van DWDD die in het echt op een postzegel past, is de ruimte van het festival ook veel kleiner dan je denkt. Er volgen nog twee kaartcontroles, je begeeft je naar je vak en dan maak je kennis met het grote geheim van het festival: HENRIC VON ZWEIGBERGK!!!

Het is iemand die je nooit op televisie zal zien, maar binnen Eurovisieland is deze twee meter lange Zweed een legende. Henric ziet eruit alsof hij al vijftig jaar naar metalconcerten gaat met zijn lange grijze haar en leren broek, maar hij luistert in zijn vrije tijd vooral reggae en is daarnaast geen onverdienstelijk golfspeler. Henric is de fluffer van het Songfestivalpubliek. Hij instrueert wanneer je moet klappen, zweept het publiek op, zegt wanneer je aan de kant zult worden geschoven door de beveiliging omdat er een artiest langs moet en ga zo maar door. De lol is dat hij alles met een uitgestreken gezicht zegt, zoals “You will be on television soon so be goodlooking now” of “Come on people make some more noise the viewers want to believe that you have fun”. Hij was jarenlang actief als ober, restauranthouder en uitsmijter in het Zweedse nachtleven, dus het festival leiden is een peulenschil voor hem.

Terwijl Henric het publiek opwarmt doet de techniek de laatste checks en komen de presentatoren alvast even hallo zeggen. En dan is het zover: de tune van het Songfestival wordt ingestart en het team-Eurostory staat toch even met de tranen in de ogen en kippenvel op de armen: Ja, we zijn er, we hebben het gered, we zijn erbij. Waar je tot dat moment vooral het gevoel had aanwezig te zijn bij een wat grote televisieshow, komt nu de immersie. Op grote schermen aan de zijkant van de zaal kan je zien hoe het er op tv uitziet, maar je bent vooral aan het hossen en aanmoedigen. De vakken zijn zo ingedeeld dat je je vrijelijk kan bewegen en makkelijk kan weglopen om een drankje te halen. Natuurlijk zijn er dingen die je thuis op de bank beter meekrijgt: hoe zuiver er wordt gezongen (al konden zelfs wij, in het rumoer, de missers van Firebrace meekrijgen) en af en toe zie je de artiest helemaal niet. Maar dat zijn kleinigheden, de sfeer is geweldig.

EN NA AFLOOP?

Na afloop knuffel je nog wat met volslagen onbekenden en loop je met zijn allen terug naar de metro. Eenmaal terug in het hotel komt eigenlijk het leukste: zien hoe het er op tv terug zag. Eigenlijk heb je dus in één avond twee festivals.

En dat is het dus eigenlijk ook de vraag, of het het waard is. De moeite, het afreizen, het eindeloze wachten. Mijn antwoord: ja. Begrijp me niet verkeerd, als fan ben ik ook gelukkig om de boel in mijn eentje vanaf de bank mee te krijgen, maar het delen, het samenzijn met medetrekkies is fantastisch. Daar heb je al het gedoe, iedere veiligheidscontrole voor over.