De afgelopen weken ging Eurostory op zoek naar verschillende antwoorden die mogelijk zijn op de vraag Hoe politiek is het Eurovisie Songfestival in Tel Aviv? In het tweede deel van dit drieluik van verschillende meningen laten wij Esther Voet aan het woord, voormalig directrice van belangenorganisatie Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) en hoofdredactrice van het Nieuw Israëlietisch Weekblad.

Jij hebt een band met het Eurovisie Songfestival… klopt dat?
Haha, ja… het Eurovisie Songfestival heeft een speciaal plekje in mijn hart. Het begon al in 1973 toen ik als negenjarig meisje Anne-Marie David Tu te reconnaîtras zag zingen. Van mijn vader mocht ik eigenlijk nooit opblijven, maar die avond wel. Tot elf uur zelfs! Terwijl mijn broertjes al op bed lagen, staarde ik met grote ogen naar onze Blaupunkt kleurentelevisie die mijn vader speciaal voor de maanlanding had aangeschaft. Het meest onder de indruk was ik van het Spaanse lied: Eres tú. Het transponeren – het continu van toonsoort veranderen – zonder daarbij het harmonieuze te verliezen, vond ik echt grandioos. Het grappige was: mijn ouders hadden niets met het Songfestival. Popmuziek kwam er simpelweg niet in. Enige uitzondering was Barbra Streisand. Voor de rest waren het vooral Johann Sebastian Bach of Georg Friedrich Händel. Nah goed, en de West Side Story.

Wat raakte jou als tienjarig meisje toen jij het Eurovisie Songfestival zag?
De grootsheid. Het gevoel dat we met z’n allen één Europa vormen. Dat voel ik, tot op de dag van vandaag, nog steeds als ik naar het Eurovisie Songfestival kijk. Hoewel ik in die tijd naar de Nationale Balletacademie ging, was het Songfestival voor mij het ultieme sterrendom. De jaren erna zat ik met een bandrecordertje alles op te nemen. Het Noorse liedje uit 1980Sámiid ædnan – kan ik nog steeds woord voor woord meezingen: een combinatie van Noors en Joik, de traditionele zang van de Sami. Datzelfde geldt voor de Oostenrijkse inzending van dat jaar, Du bist Musik. Ja, het Songfestival heeft mij altijd weten te raken.

In de jaren ’70 won Israël maar liefst twee keer. Hoe kijk jij, vanuit de rol die jij nu bekleedt, terug op specifiek die twee overwinningen?
1978 en 1979 waren de Israëlische hoogtijdagen op Eurovisiegebied. En het gekke is, het lied waarmee Izhar Cohen in 1978 won (A-ba-ni-bi) was helemaal niet zo bijzonder. Eigenlijk begreep niemand iets van dat vreemde refrein. A-ba-ni-bi o-bo-he-be-v o-bo-ta-ba-ch. Ik ben er dan ook heilig van overtuigd dat er een andere reden moet zijn geweest waarom Israël dat jaar gewonnen heeft. Ik denk dat het te maken heeft met ‘de vrede’ die in de lucht hing. Begin jaren ’70 was er immers sprake van een militair conflict tussen Israël aan de ene kant, en Egypte en Syrië aan de andere kant. Op de Joodse feestdag Jom Kippoer (Grote Verzoendag, 6 oktober 1973) werd er een oorlog ontketend waarin Syrië de Golanhoogte hoopte te veroveren en Egypte de Sinaï-regio. Maar in 1978 voelde iedereen: er is vrede in aantocht! Die jubelstemming zorgde ervoor dat A-ba-ni-bi won. En het jaar erop Hallejuhah. Hallejuhah won vlak na het ondertekenen van de Camp Davidakkoorden, een vrede tussen Israël en Egypte, dat de gevaarlijkste vijand van het land was geweest.

De tekst van Hallejuhah heeft overigens een diepere betekenis dan die van A-ba-ni-bi. Het is een lied dat voor de hele wereld lijkt te zijn geschreven. Een lied met een archetypische boodschap. Hallelujah, sing a song / Hallelujah, we’ll follow along. In het Ivriet is het Hallelujah, la olam, yashir oe koelam wat evenveel betekent als: ‘Hallelujah naar heel de wereld, we zingen het voor iedereen.’ Het is een optimistisch lied dat echt een evergreen geworden is. Zelfs tijdens het feestelijke Chanoeka-concert in het Concertgebouw werd het onlangs nog gezongen. Het is één van die liederen die altijd blijft bestaan.

In 1979 organiseerde Israël het Eurovisie Songfestival in de hoofdstad Jeruzalem. Wat kun jij je nog van betreffende editie herinneren?
Wat ik mij nog het meest herinner, is dat de Israëlische televisie toen écht nog in de kinderschoenen stond. Het is dan ook niet zo gek dat de Nederlandse programmamaker Ralph Inbar ingevlogen werd om de regie te doen. En terecht, Ralph was een fantastisch regisseur. Omdat Israël het financieel niet kon bolwerken het festival twee jaar achter elkaar te organiseren, nam Nederland in 1980 het gastheerschap over. Ook onder regie van Ralph. Johnny Logan won toen, met What’s another year. Ik ben nog steeds op zoek naar de ouverture van het Metropole Orkest, onder leiding van Rogier van Otterloo, van dat jaar. Die was prachtig, maar ik heb het – tot mijn teleurstelling – nooit meer terug kunnen vinden.

En dan een van die andere Israëlische winnaars: Dana International. Een transseksuele zangeres, afkomstig uit een Joods-Jemenitische familie. Wat deed dat met Israël?
Dana International zette de verhoudingen in Israël op scherp. Eerlijk is eerlijk, Diva was zeker niet het beste liedje in 1998. Bij lange na niet. Maar ze bracht wél wat teweeg. Opeens stonden de seculiere en orthodoxe joden lijnrecht tegenover elkaar. Dana International zorgde voor totale verwarring binnen de orthodoxe gemeenschap. Zij begrepen er niets van: mogen wij naar een man luisteren die als vrouw door het leven gaat? Sterker nog, die een geslachtsoperatie heeft ondergaan. Uiteindelijk trokken de seculieren aan het langste einde. Dat gaf een enorme kick. Dana International was de eerste grote daad van emancipatie voor transseksuelen. Ze zag er fenomenaal uit, bracht veel reuring teweeg en won. En toch was er na haar zege nóg een ander gevoel dat overheerste. ‘Jongens, we horen erbij!’ In Israël bestaat een diepe hunkering naar erbij willen horen. The feeling that we belong. Niet als individu, maar als groep.

Regelmatig klinkt het: Israël hoort niet bij Europa, dus waarom doet Israël eigenlijk mee aan het Eurovisie Songfestival?
Israël heeft weinig keus: het land móét wel bij Europa horen. Israëli’s mogen Maleisië bijvoorbeeld niet in. En ook historisch is het juist dat Israël meedoet aan de voorronde van het EK Voetbal of aan het Eurovisie Songfestival. Qua mentaliteit, qua democratie. Daarnaast is Tel Aviv the gay capital of the world. Tussen Rabat en Bangladesh kun je nergens zó vrij zijn als in Israël. Vrijer dan in Jordanië, vrijer dan in Marokko. In Israël kun je als gaykoppel hand-in-hand over straat lopen. Arabische homostellen vluchten vanuit de Westelijke Jordaanoever naar Tel Aviv omdat ze daar wél voor hun geaardheid mogen uitkomen.

Toch klinkt er ook vanuit de LHBTQI+-gemeenschap verzet tegen een Eurovisie Songfestival in Israël. Hoe verklaar jij dit tegengeluid?
Het is tegenwoordig heel erg hip om anti-Israël te zijn. Als je maar luid genoeg schreeuwt, dan word je door een heleboel mensen die er verder geen ene moer van af weten op een schild gehesen. En dan vervolgens: ‘Ik ben geen antisemiet, maar een anti-zionist.’ Sorry hoor, dat soort retoriek gaat er bij mij niet in. Israël hoort gewoon bij Europa. Punt. Het heeft in principe niets met de omringende landen van doen. In wetenschappelijk opzicht niet, qua mentaliteit niet, qua democratie niet. Iedereen zal begrijpen dat Israël en Libië, Israël en Iran of Israël en Syrië totaal verschillende landen zijn. Jongens, het is een liedjesfestival hè?

Liedjesfestival of niet. De reacties op Netta’s overwinning waren soms best stevig…
Klopt. En toch stond het land op z’n kop toen Netta won. Haar overwinning voelde als een erkenning. ‘De hele wereld mag kritiek op ons hebben én toch mogen we er zijn.’ De strontemmers die in het geval van Netta over Israël leeggekieperd werden, kwamen vooral van buitenaf. Denk aan de parodie die Sanne Wallis de Vries maakte. Dat was goedkoop scoren aan de linkerzijde van het politieke spectrum. Wallis de Vries had best eventjes mogen nadenken: want waar houdt de satire op en begint het bashen? Met haar persiflage behaalde Wallis de Vries onder meer The Times of Israel en The Jewish Telegraphic Agency. Maar ach, weet je, dat bashen is men inmiddels wel gewend.

Ik wil nog even stilstaan bij twee Israëlische inzendingen. De eerste is There must be another way van de Israëlische Noa en de Palestijnse Mira Awad. Awad was de eerste Arabische Israëlische die het land vertegenwoordigde. Bovendien werd het lied gedeeltelijk in het Arabisch vertolkt. Eveneens een primeur. Uiteindelijk eindigde het lied op een zestiende plek. Wat kun jij je nog van het lied herinneren?
Noa is een arrogante Israëlische die af en toe wat provocerend uit de hoek kan komen. Zo verwerkt zij expres Hebreeuwse fouten in haar teksten. Ondanks haar vervelende karakter is Noa een fenomenale zangeres en protegé van niemand minder dan Pat Metheny, een Amerikaanse jazzgitarist die ooit eens een hele grote hit had met David Bowie: This is not America. Haar debuutalbum werd zelfs door zijn label uitgebracht. Mira is een moedige vrouw. Omdat zij namens Israël op het Eurovisie Songfestival aantrad, is zij door haar eigen achterban door het slijk gehaald. Wat die twee allemaal wel niet hebben moeten riskeren om mee te kunnen doen aan het Eurovisie Songfestival! Ongelooflijk! Noa mocht de klappen vanuit ultrarechtse hoek opvangen, terwijl Mira iedere dag wel een doodsbedreiging ontving. There must be another way was overigens helemaal geen verkeerd nummer. En toch is het relatief laag geëindigd. Dat vind ik zonde. Noa en Mira brachten een prachtige, politieke boodschap waarvoor zij het nodige riskeerden. Wat mij betreft hadden ze meer verdiend.

En dan was er in 2000 nog Sameyach van de band Ping Pong. De groep was erg omstreden omdat ze, na afloop van hun optreden, met Syrische vlaggen zwaaiden. Kan jij je dat optreden nog herinneren? En vanwaar die Syrische vlaggen?
Oef, nee, dat kan ik niet. Ik denk dat die vlaggen iets van doen hebben gehad met de Druzen die terug wilden keren naar Syrië. Dat past goed in het tijdsbeeld, maar zeker weten doe ik dat niet. De Druzen vormen een kleine religieuze gemeenschap die onder meer op de Golanhoogte wonen. Ze zijn, net als de alawieten, een kleine islamitische minderheid. Omdat Israël de Golanhoogte heeft geannexeerd, wilden veel Druzen rond 2000 terug naar Syrië.

Slotvraag: is het Eurovisie Songfestival in Tel Aviv een politieke aangelegenheid?
Ieder land grijpt het Eurovisie Songfestival aan om zichzelf te promoten, dus Israël zal hetzelfde doen. Het Songfestival hoort overigens thuis in Tel Aviv. In Jeruzalem wordt er gebeden, in Haifa wordt er gewerkt en in Tel Aviv wordt er gefeest. Jeruzalem was geen optie. Daar is het Eurovisie Songfestival in z’n huidige vorm praktisch gezien niet mogelijk. Daarnaast valt het samen met de sjabbat – de religieuze rustdag – ook dat is lastig. Achter Netta’s See you in Jerusalem! zat dus weinig politieks. Het was een kreet van vreugde.