Folklore op het songfestival is een lastig dossier. Mijn trommel- en fluittolerantie is best groot, maar ik word minder enthousiast van geforceerde pogingen het verleden aan het heden te rijgen. Is de fantasy fair net in volle gang, komt er een rapper op sneakers met wilde handgebaren het podium op. Om hiervan een beeld te krijgen, hoef je alleen maar de inzendingen van Griekenland en Bosnië & Herzegovina van vorig jaar te bekijken.

Iedere deelnemer die iets met folklore wil doen, moet de editie van 1996 terugkijken. Het was de tijd waarin Ierland het muzikaalste land van Europa was en altijd won. Met The Voice bezorgde Eimear Quinn – die na een kerstshow uit een kerk in Dublin werd weggeplukt – Ierland de zevende overwinning. Niets aan haar performance was modern. Omringd door traditionele Ierse instrumenten en in lange witte Galadriël-jurk, met mouwen die zowat in de vloer verdwenen, stond ze daar. En ze zong. Ze zong dat ze de stem van heden en verleden is en van alle seizoenen, de stem die overal dwars doorheen gaat en altijd zal blijven bestaan. Ik verstond nauwelijks Engels, maar geloofde haar volledig. Het is een religieus lied, troostend en dreigend tegelijk, maar bovenal loepzuiver gezongen.

Heeft Jamala, de Oekraïnse winnares van vorig jaar, zich laten inspireren door Eimears sobere, dwingende performance en Geisha-mouwen? Eimear heeft hoe dan ook veel invloed gehad op het songfestival, want een deel van het publiek had liever een moderner lied zien winnen en ontketende een revolutie die we sinds 1997 kennen als televoting. Toch denk ik dat een lied als The Voice ook nu nog kan winnen. Het is tijdloos en maakt op een overtuigende manier gebruik van folklore.

De invloed die Eimear op mijn kinderleven had, was minstens zo groot. Het was het startsein voor een obsessie met Ierland en Keltische muziek. Twee jaar na The Voice verscheen de eerste Celtic Myst-cd (‘Veronica goes Ireland’), met op de hoes steile kliffen, woeste golven en dramatisch groene vrouwenogen. In 2001 ging ik voor het eerst naar Ierland, waar mijn oom en tante naartoe waren verhuisd. Ik had net In de bang van de ring gelezen en wist zeker dat ik ook zulke boeken kon schrijven, als ik maar lang genoeg met pen en papier op een heuveltop in een gehucht met onuitspreekbare naam ging zitten. Ik kocht van mijn zakcenten een Ierse fluit en leerde de eerste tonen van de Titanic-soundtrack. Mijn zus en ik maakten thuis lange linten vast aan onze polsen en dansten door de kamer op Clannad, Celtic Woman, Mary Black en Enya (“Let me sail, let me sail, let the Orinoco Flow”).

Ik denk dat kinderen zich snel aangetrokken voelen tot ‘mystieke’ muziek met plechtige en hoge stemmen. Zo ken ik een meisje van 5 jaar oud dat fan is van Kate Bush (“Cloudbusting is my favourite song!”). Mijn man ging vroeger los op het Latijnse Carmina Burana van Carl Orff. Oh, wat een armoe op te moeten groeien met een Kids Top 20 vol streetdancende, hippe jongens en meisjes. En wat heerlijk dat ik mocht opgroeien met de stem van Eimear Quinn.