Ik doe mijn rugtas om en sluit aan in de rij in het gangpad. Ik loop het vliegtuig uit, het trapje af. Ik wacht een tijd op mijn koffer bij de bagageband. Dan loop ik Lissabon in. Boven mijn hoofd hangen de borden: All aboard! Welcome: Eurovision Song Contest Lisbon 2018. Waarom ben ik hier?

De metro brengt me naar het centrum. De roltrap omhoog, de drukke avond in Lissabon sluit zich om me heen. Eurovisievlaggen wapperen aan lantaarnpalen langs de weg. Ik moet denken aan die avond, acht jaar geleden, in de woonkamer van ons studentenhuis. Toen was het al helemaal donker buiten. Eenentwintig liedjes waren geweest. In Oslo ging de lichten uit, nummer tweeëntwintig begon. De Duitse vlag verscheen in beeld. Lena maakte me wakker.

Koptelefoon
Het Songfestival keek ik altijd al. Eerst thuis, later met vrienden. Het waren gezellige avonden, maar er werd, zoals dat bij zo veel mensen thuis gebeurd, door de liedjes heen geroepen, gelachen, het ging vooral over rare zangers, belachelijke jurken, hysterische lichtshows. Tijdens de lange puntensessies haakten de meesten af. Aan het einde van de avond won er iemand, die avond in 2010 was dat een of ander meisje uit Duitsland, maar de meesten ontging dat half.

Het jaar dat Lena won, keek ik voor het eerst de dag erna het Songfestival terug. In mijn eentje, met mijn koptelefoon op. Toen hoorde ik de liedjes pas echt, kon ik verstaan wat Cornald Maas erover had te vertellen. Zo wilde ik ernaar kijken, merkte ik.

Ik was blij dat Lena won. Voor mij was dat het meest overtuigende lied die avond, haar optreden ook het authentiekst: gewoon een intens blij onhandig dansend meisje in een overgeproduceerd mediaspektakel. Het was mooi dat ze het jaar erop terugkwam, met een nog beter lied, een tekst met een beter verhaal ook. Dat ze niet won in 2011, maakte niet uit. Ze was volwassen geworden. En voor het eerst kon ik verbanden leggen. Niet alleen omdat Lena terugkwam, ook omdat ik me dat jaar voor het eerst had ingelezen, vooruit had geluisterd. Nergens voor nodig, ik kon het nergens voor gebruiken, maar mijn blik veranderde de kant op die ik wilde. Ik ging iets van het fenomeen Songfestival begrijpen.

Songfestival en voetbal
En ik ontdekte nog iets: dat ik het niet voor Nederland deed. ‘Wij’ sukkelden in die jaren door, met een draaiorgel, een indianentooi, toppers met lampjes in hun handen. Iedereen in Nederland vond er iets van, net zoals iedereen ook nu weer iets vindt van Waylon. Ik merkte dat het me niet frustreerde, niet kwaad maakte. Waarom moest ik er iets van vinden? Er waren nog zoveel andere landen, zoveel betere nummers!

Waylon vergeleek een paar maanden geleden bij De Wereld Draait Door het Songfestival met de Olympische Spelen voor artiesten. Ik herkende dat, maar dan vanuit mijn rol als kijker van zowel sport als het Songfestival. Ik kijk het Songfestival zoals ik een EK of WK voetbal kijk. Ja, natuurlijk ben ik extra zenuwachtig als Nederland moet spelen, natuurlijk hoop ik dat ‘we’ het goed doen. Maar als we zijn uitgeschakeld, kijk ik nog steeds. Nederland doet komend WK niet eens mee, maar ik ga alle wedstrijden kijken. Voor het voetbal natuurlijk! En zo keek ik ieder jaar het Songfestival terug, met koptelefoon. Omdat het me om alle liedjes ging, uit heel Europa – en daarbuiten. Het fenomeen, het verhaal.

Voor het eerst in mijn leven sta ik deze week zelf midden in dat verhaal. Veel mensen aan wie ik afgelopen tijd vertelde dat ik naar het Songfestival ging, reageerden verbaasd. Wat moet je daar nou weer?

Waarom ben ik hier?
Ik snap die vraag wel. Ik ben niet per se een Eurovisiefan. Ik ken alle liedjes van alle voorgaande jaren niet uit mijn hoofd. Ik heb geen enorme drang om straks joelend met een vlaggetje in beeld te komen. Ik ben ook geen Eurovisiekenner. Soms hoor ik mijn mede-Eurostory’ers met elkaar praten; met verbluffende snelheid artiesten, landen en jaartallen uitwisselen, enthousiast de meest complexe statistieken oplepelen en verbanden leggen. Van alle decennia hiervoor weet ik vrijwel niets – nou ja, ik werkte afgelopen maanden mee aan het vullen van de geweldige database van ons Eurovisie-archief, en leerde zo zelf een hoop over alle songfestivals die ik nooit heb meegemaakt. Maar meer dan basiskennis is het nog altijd niet.

Komende dinsdag, bij de eerste halve finale, zal ik overal een beetje tussenin zitten. Ik zal een beetje de fan zijn die het allemaal alleen maar fantastisch vindt. Ik zal ook een beetje de schrijver zijn die observeert en neutraal verslag probeer uit te brengen. En ik zal er vooral zijn om te kijken, te luisteren. Ik zoek verhalen, vind ze soms in kleine stukjes songtekst, in iemands weg naar het podium toe, in een waarachtige blik van een artiest in de camera, of er juist bewust van weg. Verhalen dus, en als er één fenomeen is waar veel bijzondere verhalen – verleden, heden en toekomst – samenkomen, dan is het wel het Eurovisie Songfestival. Daarom is Eurostory begonnen, daarom sloot ik me aan. Daarom ben ik hier.